Allerlei “eerste uur” maatregelen.
Direct vanaf 10 mei 1940 werd het gemeentebestuur overstelpt met in opdracht van de Duitse bezetter uit te voeren verordeningen. Zo werd de bevolking via de gemeente door de opperbevelhebber van het Duitsche Leger opgeroepen om “alle onbezonnen handelingen, elken aard van sabotage, van lijd- Zamen of daadwerkelijken weerstand aan de Duitsche Weemacht na te laten. In geval van loyale samenwerking met de Duitsche overheden zullen de Openbare Besturen op hun post gelaten worden. De Duitsche Weer- 2 macht waarborgt de bewoners volledige veiligheid van personen en eigendom. Wie zich rustig en vreedzaam gedraagt, heeft niets te vreezen.”
De Oppercommandant des Legers verordonneerde dat “alle vuurwapens en munitie, handgranaten, explosieve stoffen en ander oorlogtuig moeten worden afgeleverd. De aflevering moet geschieden binnen 24 uur. De burgemeester (hoofd van de gemeente) is ten volle verantwoordelijk voor de stipte uitvoering. “Wie daama nog bovenstaande zaken in zijn bezit heeft, wordt met “de doodstraf of met tuchthuisstraf, in lichter gevallen met gevangenisstraf gestraft. Gewelddaden en sabotage worden met de zwaarste straffen bedreigd. Als sabotage wordt ook beschouwd: elke beschadiging of het achterhouden van oogstproducten, voorraden en installaties alleraard, die voor het bezettende leger van belang zijn, evenals het afscheuren of beschadigen van plakbrieven of bekendmakingen. Onder bijzondere bescheming van de Duitsche Weemacht staan: gas-, water- en electriciteitswerken, spoorwegen en sluizen evenals kunstwerken. De verhooging van prijzen en vergoedingen van elken aard evenals van loonen boven het peil, op den dag der bezetting vastgesteld, is verboden.”
Er werd meteen aangekondigd dat elke provincie eigen provinciaal geld gaat uitgeven. Zover is het echter nooit gekomen. Wel werd de Duitse mark -naast de gulden- in Nederland een wettig betaalmiddel. “De wisselkoers in Nederland wordt als volgt vastgesteld: 1 Gulden is 1,50 Reichsmark.” De klok moest in Nederland één uur en veertig minuten vooruit gezet worden om daama gelijk te lopen met de Duitse tijd. “De levensmiddelen en gebruiksartikelen mogen slechts in een met normale gebruik gelijkstaande hoeveelheid, verkocht of betrokken worden. Hamsteren is verboden. Het reizen uit de door de Duitsche troepen bezette gebieden van Nederland of België kan slechts toegelaten worden door plaatselijk verantwoordelijke Orts- of Feldcommandanten.”
Op 11 maart 1941 maakte de burgemeester bekend dat op verzoek van de Commandant van de Duitse Weemacht te Groningen “alle briefwisselingen met de Wehrmachtkommandantur te Groningen in de Duitsche taal moet geschieden.” (Gemeentearchief dossier: 1763)
Allerlei zaken moesten doorgegeven worden. Het gemeentebestuur moest direct nagaan en doorgeven hoeveel graan, meel, rijst en haver bij de grossiers aanwezig was. Bovendien moesten die bruggen, welke in de eerste plaats voor het verkeer van belang zijn, hersteld worden. De gemeenteopzichter kreeg hiertoe opdracht. Tevens moest hijzelf personeel aannemen en te werk stellen. Deze mensen moesten voorzien worden van een legitimatiebewijs. De gemeente stelde 14 bewijzen beschikbaar. Bezitters van particuliere auto’ s werden door de hulppolitie op de hoogte gebracht van het feit dat ze van ’s avonds 8 uur tot ’s ochtends 6 uur niet op de openbare weg mochten rijden.
De bugemeester moest zorgen voor een opgave van het aantal paarden van 4 jaar en ouder die in de gemeente voorhanden waren. De telling zag er als volgt uit: Ees 45, Eesergroen 35, Eeserveen 17, Westdorp 51, Bronneger 24, Bronnegerveen 25, Buinen 99, Nieuw-Buinen/Buinerveen 170, Drouwen 56, Borger 96, Drouwenemond 72, Drouwenerveen 47.
Er werd een opgave van de belangrijke bedrijven verlangd die onder alle omstandigheden moeten doorwerken en die kolen nodig hebben. De hoeveelheid kolen, nodig voor de komende 3 maanden, moest opgevraagd worden. Bovendien moest een opgave verstrekt worden van het aantal benzinepompen en de hoeveelheden verkochte benzine.
De burgemeester van Borger kon meedelen, dat er binnen zijn gemeente zich onder de burgerbevolking geen Belgen, Fransen of Engelsen afkomstig van de overeenkomstige legers bevonden. Het gemeentebestuur moest er zo snel mogelijk voor zorgen dat “alle sporen van den oorlog zoo spoedig mogelijk verdwijnen. De hieraan gebonden werkzaamheden kunnen ook in de werkverschaffmg worden uitgevoerd. Wegwijzers en plaatsnaamborden dienen zo snel mogelijk weer aangebracht worden.” Op 10 februari 1941 kwam er bericht van het provinciale bestuur dat op de wegwijzers ten spoedigste rode “Katzenaugen” dienen te worden aangebracht. Op 13 februari van dat jaar gaat er bericht naar de provincie dat de opdracht voltooid is. “Ter voorkoming van voedselverspilling mag er geen vergunning boven het normale aantal huisslachtingen worden uitgegeven. Van postduivenkoppels moet een lijst worden aangelegd. Postduiven mogen niet worden los gelaten op straffe van inbeslagneming van de koppel. Amateurzenders van welke soort ook zijn ten strengste verboden. Radioberichten mogen in eerste plaats slechts van de zender Bremen worden overgenomen. Ovemame van buitenlandse zenders (Reuter, Havas) is ten strengste verboden. Het sluitingsuur is in de provincie met ingang van 18 mei bepaald op 12 uur des nachts Duitse tijd. Nadien gaan patrouilles rond van de Duitse veldgendamerie. Verkoop van sterke drank zal niet meer mogen plaats vinden.”
De bezetter wilde ook allerlei gegevens betreffende de scholen hebben. De inspecteur L.O. van de inspectie Emmen stelde onderstaand verzoek op 14 mei 1940 persoonlijk aan de bugemeester ter hand. De scholen dienen onmiddellijk na afloop van de vakantie weer op de gewone tijd te beginnen. Opgave moest gedaan worden van:
- Wie van het verplichte vaste en tijdelijke personeel is aanwezig.
- Wie zijn er weg en waar bevinden ze zich.
- Zijn er ook leerkrachten zonder betrekking in Uw omgeving bekend (gehuwd ofongehuwd).
- Hoeveel leerlingen zijn er, na de vacantie op school gekomen. Per dag noteren, met vemelding van het aantal ingeschreven leerlingen.
- Opgave van aanwezige voonaad schriften, pennen, potloden, tekenpapier, gummi, leien, inkt, krijt e.d.g. dagelijkse schoolbehoeften.
- De uiterste zuinigheid met gebruik van schoolbehoeften is stri]st geboden. (24 lijnen met potloodtussenlijn, ook boven en onderaan de bladzijden schrijven, margelijn vervalt, geen onnodig werk schriftelijk laten maken enz. enz.)
- Andere belangrijke gegevens verzamelen en doorgeven.
- Opgave aanwezige voon.aad brandstoffen.
- D 2 modellen (verzuim) op centraal punt inleveren zolang de post niet fimctioneert. Ongeoorloofd is: gebleken of vemoede onwil of onverschilligheid e.d.g. (Gemeentearchief dossier: 1763)
De joodse gemeenschap.
Op 2 juli 1942 gaf burgemeester Doombos een lijst aan de bezetter door met daarop een opgave van Joden, die in de gemeente Borger woonden. In Drouwen op nr. D 42 woonde de lompenhandelaar Benjamin Mozes Cohen met zijn vrouw Naatje en de twee dochters Diena en Koosje. Op nr. D 56 vader Simon Jonas Nijveen met zijn dochter Rosa. In Borger woonde op nr. A 142 het gezin van de veehandelaar Philippus Dalsheim met zijn vrouw Vrouwkje Stem en hun zoon Heman en hun dochter Jacoba. Op nr. A 143 woonde de slager David Stem met zijn twee zoons Emanuel en Maurits, die ook allebei slager waren en de dochter Frouwkje. Een maand later werd nogmaals een lijst gevraagd met daarop een splitsing van joodse mannen en joodse vrouwen. Ook moest aangegeven worden “Joden, die met een arische vrouw” gehuwd zijn. De burgemeester van Borger gaf door dat in Buinen een jodin woont die met een ariër gehuwd is. (Gemeentearchief dossier: 1764)
Thomas Baas verwoordde op de Ham Tiesingdag 1987 het vervolg aldus: “Eind september 1942 kregen alle joodse inwoners een oproep van de “Zentralstelle für Jüdische Auswanderung”. Ze moesten zich op 2 oktober om 12 uur ’s middags in Borger verzamelen. Vandaar werd men naar Kamp Westerbork gebracht. Aan bagage mocht men alleen het hoognodige meenemen; de rest moest men thuis achterlaten. De enigen die niet mee hoefden naar Westerbork waren Simon Jonas Nijveen en zijn dochter Rosa. De oude Nijveen was zwaar hartpatiënt en mocht op last van dokter W.J. Duusma niet worden vervoerd. Al in november 1942 werd er door veldwachter Van Oudheusden een inventaris opgemaakt van de nog in de “jodenwoningen” aanwezige spullen. Na beëindiging van de inventarisatie werden de huizen door de veldwachter verzegeld. In de huizen werd o.a. een grote partij ingemaakte groente en fruit aangetroffen. Dit werd ter beschikking gesteld aan de heer Holm, buurtschapshoofd van de Nederlandsche Volks Dienst te Nieuw Buinen. De burgemeester van Borger liet de partij inmaak per wagen naar Nieuw Buinen brengen en Holm werd verzocht om alles naar eigen inzicht te verdelen onder behoeftige mensen. De achtergebleven joden in de gemeente, Simon Jonas en Rosa Nijveen, besloten om op 10 april 1943 vrijwillig en op eigen gelegenheid naar kamp Westerbork te gaan. Op 14 april 1943 kon bugemeester Doombos vergenoegd melden dat er in zijn gemeente “geen joden meer woonachtig zijn”. Niet één van de joodse inwoners van Borger keerde terug.
Herdenkingen verboden.
Op 1 augustus 1940 doet de Rijkscommissaris met het oog op de in de komende weken vallende gedenkdagen van het Huis van Oranje een nadrukkelijk oproep. Verboden is te betogen voor de koningin of andere leden van het Huis van Oranje. “Het dragen van insignes, bloemen, strikjes of andere voorwerpen, waardoor men zijn gezindheid voor het huis van Oranje tot uitdrukking brengt, kan evenmin worden geduld als het uitsteken van vlaggen of het aanbrengen van andere versierselen aan gebouwen ter eere van een lid van het Huis van Oranje. Straatverkoopers van bloemen wordt er op gewezen dat het voorhanden hebben en aanbieden van zekere soorten bloemen (oranjekleurige vergeet-mij nietjes, witte anjers en dergelijke) op oranjedagen kan beschouwd worden als het uitlokken van verboden demonstraties. Ook het dragen van rouwbanden bij wijze van demonstratie op 31 augustus is verboden.” Een maand eerder was er ook al een brief van de Proc. Gen. Directeur van Politie uit Leeuwarden binnen gekomen met de mededeling dat er strenger zal worden opgetreden, want “het Duitsche Bestuur neemt aanstoot aan fluistercampagnes over den oorlog en vooral aan de zeer vele beleedigingen van den Führer Hitler en van het Duitsche Rijk, welke in gesprekken voortdurend voorkomen, zoomede aan minder behoorlijke gedragingen jegens Duitsche Militairen.”
Op 12 juli 1941 brengt de burgemeester van Borger de burgerij in herinnering dat elke handeling of demonstratie, welke is gericht tegen de bezettende macht of aanleiding kan geven tot ordeverstoring, ten strengste verboden is. “Een ieder onthoude zich in zijn eigen belang van uitroepen als “Heil Moskou, OZO enz.”, het brengen van de twee vingergroet, het dragen of voeren van insignes, bloemen of vlaggetjes (welke gericht zijn tegen de bezettende macht, betrekking hebben op levende leden van het Oranjehuis of op andere wijze een demonstratiefkarakter dragen), het bepaalde groepen van personen naschreeuwen van beledigende woorden, het verspreiden van onjuiste geruchten en het vemielen of beschadigen van aanplakbiljetten en pamfletten.” Bugemeester Doombos doet een emstig beroep op ouders, opvoeders van de jeugd, alsmede leiders van verenigingen, “mede te werken dit kwaad te doen ophouden, door telkens weer tegen overtredingen te waarschuwen.”
Op 4 juli 1941 kwam er een brief van de Weer-Afdeeling der N.S.B. bij de burgemeester van Borger binnen met de volgende tekst: “Door meerdere getuigen geconstateerd van het in het openbaar demonstratief tentoongestelde Anti-Duitsche, anti-Nat.Soc. propaganda, door de heer Albert Kuiper te Buinen, B 49 op zondag 29 juni j.l., geeft mij aanleiding, om Uedelachtbare te verzoeken, mij wel te willen (doen) inlichten of tegen vorengenoemden persoon proces-verbaal is opgemaakt. Door mij mag redelijkerwijs worden aangenomen, dat bij een normale controle, welke op dien dag zeker nodig was, ook de politie te Uwent deze demonstratie heeft moeten zien. Het is dien dag overigens in Uw gemeente tot ettelijke openlijke manifestaties gekomen, zonder dat hiertegen werd opgetreden.”
De burgemeester reageerde hierop dat de politie bovenstaande niet heeft geconstateerd. Bovendien: “Kuiper woont aan een achteraf straatje, hetwelk die dag niet door de politie is besurveilleerd. Bij een daartoe ingesteld onderzoek is gebleken, dat een kind van den heer Kuiper, oud 8 jaar, op een stukje papier een vlaggetje had geteekend, hetwelk dit kind enkele dagen voor 29 Juni aan een op het erf van Kuiper staande boom had bevestigd. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat hierbij demonstratieve bedoelingen hebben voorgezeten.” (Gemeentearchief dossier 18)
Radiotoestellen.
In 1943 kwam er een verordening waarin stond dat radiotoestellen ingeleverd dienden te worden. Een groot aantal brieven kwam bij de gemeente binnen om ontheffing te krijgen. Vooral bedlegerige mensen verzochten om de radio te mogen houden. De radio’s werden opgeslagen bij hotel Bieze in Borger en bij café Kroeze te Buinerveen. Genoemde bedrijven kregen hiervoor bewaarloon. Op 6 juni 1945 schrijft de bugemeester van Borger aan de Heer Militaire Commissaris voor Drenthe te Assen een brief: “In juli 1943 moesten de in Borger ingeleverde toestellen overgebracht worden naar het voomalige vluchtelingenkamp te Westerbork. Overgebracht zijn 837 toestellen. Ik vemeem, dat er van die toestellen nog exemplaren zijn, die gebruikt kunnen worden of bruikbaar zijn te maken. Indien dit juist is, verwacht ik gaame, indien identificatie mogelijk is, dat de uit mijn gemeente ingeleverde toestellen tegen een ontvangstbewijs worden teruggegeven. Is geen identificatie mogelijk en er zijn wel toestellen die speelbaar of speelbaar zijn te maken voorradig, dan zie ik gaarne voor Borger een evenredig aantal beschikbaar gesteld voor uitgiften aan de groep die financieel zwak zijn.” Van het kamp Westerbork komt het bericht dat “de radio’ s uit de gemeente Borger, voor zoover bekend, niet meer in het kamp Westerbork aanwezig zijn. Overigens mag niets van wat zich in het kamp bevindt worden afgegeven.”
Op 13 augustus 1945 komt er bericht van het waamemend hoofd der radiocentralen District Groningen/Friesland. Hierin wordt vemeld dat de teruggave berust bij de PTT. De PTT geeft toestemming aan de burgemeester om toestellen terug te geven tegen inlevering van het destijds verstrekte ontvangstbewijs. De PTT is niet aansprakelijk voor schade. Toestellen waar de eigenaar van onbekend is, dienen bewaard te worden daar er een nader onderzoek naar de eigenaar volgt. De eigenaar dient te tekenen voor ontvangst.
De bugemeester meldt op 13 augustus dat er reeds 4 toestellen zijn teruggegeven.Meerdere gevorderde toestellen zijn niet in zijn bezit. Bovendien schrijft de burgemeester een brief aan de Groepscommandant der Kon. Marechaussee waarin wordt gevraagd om te onderzoeken of het waar is dat er enkele bewoners in Nieuw-Buinen in het bezit zijn van een toestel dat afkomstig is van NSB-ers. De B.S. zou deze toestellen in beslag hebben genomen en daama uitgedeeld. (Gemeentearchief dossier: 982)
Vorderingen motorrijtuigen.
Op 16 december 1943 staan de volgende motorrijtuigen als gevorderd op papier:
- autobus van H. Sijpkes te Buinerveen citroen D 13459 inzetbaar voor: gewondenvervoer. De bus was omgewerkt tot ambulance met 4 vaste brancards en maximaal 10 zitplaatsen voor licht gewonden.
- bestelwagen chevroletD 13457 vm van de Vlag te Borger voor gewondenvervoer.
- vrachtauto Ford D 13458 van H. Warring te Borger voorherstel en opruimingsdienst.
- motorrijwiel Ardie D 13461 van P.C.J. van der Kruyssen te Borger voor de verbindingsdienst.
- motorrijwielDKWD 13410 vanG . Santing te Borger voor de verbindingsdienst.
- geluidswagen Fiat 500 D 13469 van de gebroeders Vogelzang te Borger voor de waarschuwings- en alameringsdienst.
- Bovendien was er een personenauto chevrolet beschikbaar voor de plaatselijke luchtbeschemingsleider en de commandantenpost lbd.
Genoemde eigenaars kregen een schadeloosstelling.
Op 13 juni 1944 kwam er een oproep te komen tot het vorderen van meerdere auto’s “in verband met verscherping van de luchtoorlog.” De burgemeester deelde mee dat er geen vrachtauto ‘ s meer beschikbaar zijn. (Gemeentearchief dossier: 682)
Tewerkstelling.
Veel mannen in de gemeente Borger tussen de 18 en 45 jaar zijn tijdens W.O.II tewerkgesteld bij één van de volgende projecten:
- heraanleg van de spoorlijn Emmen-Gasseltemijveen via Buinen en Bronneger.
- aanleg en uitbreiding van de luchtwachtpost te Buinen.
- aanleg van schuilgaten/dekkingsgaten voor personen en auto’ s en zogenaamde splitterboxen voor vrachtauto’ s langs de wegen in de gemeente Borger.
- aanleg vliegveld Havelte.
- Voor deze klus wilde het Bureau van de Beauftragte (in een brief van 24 februari 1945) dat de burgemeester van Borger zorgde voór 10 boeren die zich beschikbaar moesten stellen met paard en wagen. De bugemeester diende 10 blanco vorderingsbewijzen van 10 namen te voorzien en “de aldus ingevulde vorderingsbewijzen kunnen alsdan door koerier Koomstra aan hen worden uitgereikt.”
- Op 6 juli 1944 kregen de heren Lambert van der Schoot, Hendrik Timmermans, Harm Bos, Manus van de Veen, Willem van der Tuuk, Berend Vos, Hendrik Uiterwijk, Albert Vedelaat, G. Vos en R.A. Polman een brief van de gemeente. Daarin werd uitgelegd dat er een versterking ten behoeve van de Duitse Luchtwachtpost op de Buineresch onder Buinen moest worden aangebracht. De brief werd vervolgd met: “Ik vorder thans van U, vorenbedoelden arbeid te verrichten. U dient zich bij den Commandant van de betrokken post te melden op 7 juli om 7 uur, voorzien van een schop en zoo mogelijk een kruiwagen. Mondvoorraad voor één dag meenemen. U kunt dagelijks na beëindiging van den arbeid weder naar huis terugkeren. Ik vestig er Uw aandacht op dat bij niet-voldoen aan deze vordering strenge maatregelen vanwege de Duitsche weemacht zijn te verwachten.”
Er moest drie weken lang – tegen vergoeding – 10 uur per dag gewerkt worden. Na drie weken kreeg één zijn ontslag, drie personen waren “krank” geworden, de zes overgebleven mannen moesten nog acht dagen langer werken. Tevens werden G.G. Dekker uit Buinen, H. Blok uit Buinerveen en A. Sanders uit Nieuw-Buinen opgeroepen om op 28 juli zich bij de luchtwagenpost op de Buineresch te vervoegen, met de mededeling “een schop meenemen.” M. van de Veen werkte bij Likeurstokerij “De Zwaluw” in Nieuw-Buinen en de directie vroeg aan de gemeente om Van de Veen een vrije dag te geven in verband met een personeelsuitstapje dat plaats vond tijdens zijn tewerkstelling. Het verzoek werd afgewezen. - 60 mannen waren er nodig om de wegen in de gemeente in twee weken te voorzien van zogenaamde dekkingsgaten. Langs de wegen werden plekken aangelegd waar fietsers en wandelaars en automobilisten enige bescheming konden vinden bij eventuele aanvallen. Langs de weg Borger-Rolde werden 1.400 dekkingsgaten gegraven met 140 schuilplekken voor personenauto’s en 16 Splitterboxen( schuilplekken) voor vrachtauto’s. Deze plaatsen moesten uitgediept worden tot een halve meter en drie meter lang zijn en twee en een halve meter breed. De weg Gasselte-Borger-Odoom werd in de gemeente Borger naast de personen schuilplaatsen voorzien van 130 dekkingsgaten voor personenauto’s en 22 splitterboxen voor vrachtauto’ s. Aan de weg Borger-Buinen moesten er naast de 60 schuilplaatsen voor personenauto’s, 10 voor vrachtauto’s aangebracht worden. De weg Borger-Schoonoord had eind 1944 1.078 personenschuilplaatsen, daar kwamen nog bij 120 plaatsen voor personenauto’s. In november 1944 kwam er een klacht van de weer macht bij de gemeente binnen dat “durch spielende Kinder oder auch Bösewillige wieder zugeworfen werden.” Bovendien deelde de commissaris der prov. Drenthe mee dat “de Duitsche Weemacht eischt, dat de gemeente en de omwonenden der wegen waarlangs dekkingsgaten zijn gegraven, deze vrij maken en houden van spijkers, glas en andere scherpe voorwerpen en dat als strafmaatregel bij niet toepassing de omliggende perceelen in brand gestoken zullen worden. Op 28 november 1944 werd een bewaking van de wegen met dekkingsgaten voor dag en nacht ingesteld. Hiervoor werden benoemd de heren L. Jansen uit Buinen en H. Duiven uit Nieuw Buinen. Indien er geen mogelijkheden waren om enigszins beschutte schuilplaatsen te maken dan dienen schuen en garages aan betreffende weg steeds open te blijven.
- In mei, juni, juli 1944 wilde de bezetter een vliegveld aanleggen bij Havelte. Hiervoor moesten 1.000 mannen uit Drenthe worden gevorderd. Borger moest 4 groepen leveren. Een groep, bestaande uit 20 personen, diende 14 dagen te werken om daama afgelost te worden. Betrokkenen moesten een schop en een deken, alsmede levensmiddelenbonnen meenemen. De inkwartiering zou grotendeels bij boeren in en rond Havelte zijn. Reiskosten zouden vergoed worden. Tevens verdiende ieder 48 cent per uur. “Bij niet voldoende aan de vordering volgt overbrenging door de Duitsche politie naar de kustverdedigingswerken in België of Frankrijk voor langere duur.” Voor de aanwijzing van de arbeiders mocht geen rekening gehouden worden met stand of beroep. (Gemeentearchief dossier: 1727 en 1728)
Dat de straffen vaak niet mals waren blijkt bijvoorbeeld uit een zitting in hoger beroep van het economische gerechtshof te Assen waar enkele inwoners uit de gemeente Borger werden veroordeeld. (Drents Dagblad van 24 september 1943) Ham Schutrups te Borger had hoeveelheden koffie, thee en cacao clandestien verkocht. Dit leverde hem 3 maanden gevangenisstraf op. Jantina Krans uit Nieuw-Buinen werd veroordeeld wegens het vervalsen van suikerbonnen tot 14 dagen gevangenisstraf. Beter kwam Jan Sanders uit Drouwenerveen er van af. Hij was in eerste instantie tot 8 maanden veroordeeld wegens het slachten van een schaap. Hij zou dit tezamen met P. Nijveen hebben gedaan. Deze zat voor dit delict al een gevangenisstraf uit. In hoger beroep achtte de rechter het echter niet bewezen dat Sanders medeplichtig was en sprak hem vrij.
“Gevaar” vanuit de lucht.
De gemeente kreeg opdracht om melding te maken van alle “zaken”, die vanuit de lucht op de grond terecht kwamen. De plaatselijke veldwachters dienden er proces verbaal van te maken en het te rapporteren aan de gemeente, die het weer in tweevoud moest doorzenden aan den Heer Hoofdinspecteur voor de bescheming van de bevolking tegen luchtaanvallen te ‘s-Gravenhage. Zo werd op 16 september 1942 melding gemaakt door een inwoner van Nieuw-Buinen die kwam vertellen dat: “Toen ik hedenmiddag in huis kwam en de fiets in de hooischuur zette, zag ik op het hooi een vreemde man staan. Hij droeg een unifom en daardoor kreeg ik de indruk dat hij vliegenier was van een te Stadskanaal, neergekomen vliegtuig.” De politieman vervolgde zijn proces verbaal: “Ik heb deze persoon aangehouden en hiervan onmiddellijk kennisgegeven, waarna hij door de Duitsche politie is overgenomen en verder is getransporteerd.”
Een paar maanden eerder en wel op 3 juli 1942 stortte een vliegtuig neer op ongeveer 3 kilometer ten westen van het dorp Borger, terzijde van de zandweg Borger-Schoonloo. De onbezoldigd rijksveldwachter van Oudheusden rapporteerde hierover: “Uit de resten hiervan bleek mij, dat deze afkomstig waren van een Engelsch vliegtuig. Direct werd door mij in vereeniging met de Marechaussee van de Brigade Borger de omgeving afgezet om eventueel de uit het vliegtuig ontvluchte personen te arresteren. Aan de landbouwers werd door mij opdracht gegeven het in de naaste omgeving loopende vee uit de weilanden te verwijderen. Bij een onderzoek der overblijfselen van het vliegtuig, waarvan het vuur toen reeds was gedoofd, bleek ons, dat er onder de verbrande resten van het vliegtuig het lijk lag van een persoon wat geheel in verkoolde toestand verkeerde. Door mij is niet geconstateerd of er zich nog meerdere lijken onder de resten van het brandende vliegtuig bevonden.”
Op 26 november 1943 stortte een viermotorige Amerikaanse bommenwerper neer bij de brug over het kanaalBuinen-Schoonoord in Bronneger. De 5 inzittenden bevonden zich toen de politie aniveerde in twee nabijgelegen woningen. Twee personen waren gewond. W.J. Duursma, A. Kinds, G. Oeseburg allen uit Borger en H. Mulder uit Gasseltemijveen verleenden de gewonden eerste hulp. De S.D. van het Lager Westerbork bracht de gevangen genomen soldaten naar Westerbork.
Op 20 december 1943 om 12 uur werden ten westen van Borger drie Amerikaanse parachutisten in de lucht gesignaleerd. Eén der parachutisten kwam bij het Lunsveen terecht. Hij werd door een patrouille van de gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst per motor met zijspan naar het gemeentehuis gebracht. De militair bleek aan zijn rechterbeen vrij emstig gewond te zijn. Geneeskundige hulp werd ingeroepen. Daama werd hij per ziekenauto naar Zuidlaren overgebracht.
Op 1 januari 1945 kwam er een vliegtuig neer ongeveer 200 meter ten noorden van de weg Borger-Bronneger. “Persoonlijke ongelukken onder de bugerbevolking kwamen niet voor. Het verdere onderzoek is geregeld door de afdeeling Sicherheitsdienst.” Verder werd er in 1944 melding gemaakt van beschietingen van enkele schepen in het Kanaal Buinen-Schoonoord en het beschieten van een vrachtauto door een vliegtuig op de rijweg Borger-Odoom onder Ees. (Gemeentearchief dossier: 679 en 680)
- Auteur: A.G. Liewes
- Bron: Oorlog en bevrijding in Borger
- Uitgave van de Zwerfsteen, historisch tijdschrift van Stichting Harm Tiesing, 1995 nr. 1 en 2.
- © Stichting Harm Tiesing
0 reacties