Ongeveer zeven kilometer ten zuid-westen van Borger ligt het gehucht Ellertshaar, in het verleden beter bekend als ‘Klonie’. Voor de oorlog had het in de omliggende dorpen nauwelijks bekendheid. In de oorlogsjaren en meer nog daarna heeft EIlertshaar enige bekendheid gekregen.
Ellertshaar was slecht bereikbaar. De verharding van de weg Borger – EIlertshaar hield even voorbij Westdorp op. Daarna ging het over in een zandweg met fietspad. Tijdens regenachtige perioden was zowel de weg als het fietspad zeer slecht begaanbaar. Het gehucht was beter bereikbaar via een keienweg die vanaf de straatweg Schoonloo – Schoonoord door het staatsbos liep. ln de bezettingsjaren is voor verzetsactiviteiten veel van deze weg gebruikt gemaakt. Het bos gaf de nodige dekking; men liep niet in het oog. ln 1940 stonden in de buurtschap zeven huizen. Er was geen electriciteit, waterleiding en telefoon. Alle gezínnen leefden van het boerenbedrijf.
Voor wat betreft de politieke gezindheid was er voor de oorlog een gezin dat met de NSB sympathiseerde. De relatie tussen het NSB-gezin en de overige bewoners was bepaald niet hartelijk te noemen. ln de bezettingstijd werd de verhouding er ook al niet beter op, vooral toen de man een aanstelling als landwachter en daarmee de beschikkíng over een jachtgeweer kreeg.
In de vroege morgen van 10 mei 1940 werden de bewoners opgeschrikt door hevige knallen, veroorzaakt door het laten springen van de bruggen over het kanaal Buinen-Schoonoord door Nederlandse soldaten. Als eerste werd de brug bij Brammershoop opgeblazen. Na enige tijd kon men militairen zich op de fiets over de Kanaaldijk naar Westdorp zien spoeden. Bij Westdorp aangekomen lieten ze ook daar de bruggen de ‘lucht in gaan’. Met uitzondering van overkomende Duitse vliegtuigen gingen de vijf oorlogsdagen op Ellertshaar vrij ongemerkt voorbij. Ook de eerste maanden van de Duitse bezetting verliepen betrekkelijk rustig.
ln de loop van het jaar 1941 diende zich echter een probleem aan. Om principiële redenen leverden de meeste gereformeerde boeren geen melk op zondag. De directeur van de zuivelfabriek te Borger – een NSB’er -besloot, al of niet met instemming van het bestuur, dat ook op zondag melk moest worden geleverd. De maatregel kwam naar zijn mening de kwaliteit van de melk ten goede. De melk van zaterdagavond en zondag behoefde in dat geval niet op de boerderij te worden bewaard. Veel gereformeerden beschouwden de maatregel als pesterij van de NSB-directeur. Bij niet-levering op zondag werden hoge boetes in het vooruitzicht gesteld. De meeste boeren gingen daarom al vrij snel overstag. Twee boerenfamilies te Ellertshaar, te weten W. Eisses en mijn ouders bleven de zondagslevering wel weigeren. Omdat de melkfabriek in Grolloo geen leveringsplicht op zondag had, is nog geprobeerd de melk aldaar te mogen leveren. Dat werd vanwege het lidmaatschap van de melkfabriek te Borger, niet toegestaan. De daarop volgende boetes werden op het melkgeld ingehouden. Deze liepen zo hoog op dat er nauwelijks meer melkgeld werd ontvangen. Uiteindelijk moesten ook zij hun actie staken.
In de loop van de bezetting werd de voedselvoorziening moeilijker. Een belangrijk deel van de agrarische produktie verdween verplicht naar Duitsland. De bezetter verplichtte veehouders niet alleen regelmatig slachtvee te leveren maar met het oog op de enorme oliebehoefte, moest ook een bepaald gedeelte van het bouwland met koolzaad worden beteeld. Tevens werden maatregelen getroffen om clandestiene slachtingen en verkoop van landbouwprodukten tegen tegaan. De agrarische bedrijven werden daar op steeds strenger gecontroleerd.
Met tellingen naar het aantal stuks vee en de oppervlakte landbouwgewassen waartoe boeren periodiek verplícht werden opgave te doen, werd niet zelden de hand gelicht. Men wilde tenslotte ciok iets extra voor de hongerjge burgerbevolking en zichzelf kunnen behouden. Mijn vader, die redelijk kon slachten, werd in de wijde omtrek gevraagd om clandestiene slachtingen te verrichten. Dat was niet geheel zonder risico. Maar ’s avonds in het donker was kans op controle het minst groot.
In 1942 kregen veel mannen een oproep voor verplichte tewerkstelling in Duitsland. Weigeraars waren genoodzaakt om onder te duiken. Door de ligging werd Ellertshaar een geliefd onderduikersoord. Veel onderduikers hebben er dan ook langere of kortere tijd doorgebracht. Bij eventueel onraad kon men snel naar het bos uitwijken. Als de politie in Borger vernam dat er een razzia op komst was, waarschuwden zij de onderduikadressen. Zo hebben met dit doel de politiemensen Braat en Van Engen een fietstocht naar Ellertshaar ondernomen. De politie was met de jacht van landwachters op onderduikers helaas niet altijd op de hoogte. Zo werd Ellertshaar op een zekere nacht in 1942 door landwachters ‘onder handen genomen’. Om binnen te komen werd er door de heren bij ons de schuurdeur ingetrapt. Ons gezin werd gesommeerd in bed te blijven. Mijn moeder ging hier niet op in en volgde de landwachters bij de huiszoeking. Er waren op dat moment geen onderduikers bij ons in huis, zodat ze onverrichterzake konden vertrekken. Vervolgens werd de boerderij van J. Eisses doorzocht. De daar aanwezíge onderduikers hadden al onraad geroken en zich tijdig in het bos terug getrokken. Niettemin vonden de landwachters van de onderduikers enkele valse identiteitspapieren. Eisses werd daarop gearresteerd en meegenomen naar Emmen. Onderweg is hij door de landwachters op beestachtige wijze afgetuigd. Na enkele dagen vastgezeten te hebben, werd hij, tegen betaling van een vrij fors bedrag door familieleden vrijgelaten.
In juli 1942 bezochten twee mannen mijn ouders. Het bleken leden van de Knokploeg (KP) Noord-Drenthe te zijn. Ze kwamen informeren naar de mogelijkheid of een aantal leden van de Knokploeg op onze boerderij onderdak konden krijgen. De bedoeling was om van hieruit verzetsacties te ondernemen. Mijn ouders stemden toe. Voor het verblijf van de mannen werd er in de bijschuur ruimte gecreëerd. Van stropakken werd een soort leefruimte gemaakt. Vanaf de deel zag het eruit alsof de schuur vol stro gepakt was. Aanvankelijk waren er vier à vijf personen. Tegen september 1944 werd de groep groter; soms wel een man of tien. Het komen en gaan van de mannen mocht niet opvallen. De NSB-buurman had echter het zicht op de schuur waar de Knokploeg verbleef. De dorsmachine die begin augustus arriveerde bood uitkomst. Besloten werd om de verkregen stropakken zo op te stapelen dat dít de buurman het zicht op de schuur ontnam.
Voor de mannen was veel eten nodig. Om aan voldoende bonkaarten te komen, moest zo nu en dan een overval op een distributiekantoor worden gedaan. Bonkaarten waren ook nodig voor onderduikers op diverse andere adressen. Niet elke actie slaagde. In het kamp westerbork zat een joodse koerierster van de verzetsman Johannes Post. Met de bedoeling haar uit het kamp te bevrijden, vertrokken op een avond twee mannen – waaronder Johannes post zelf – in een auto richting Westerbork. Ongehinderd kon een eerste wachtpost worden gepasseerd, maar een tweede kreeg argwaan, waardoor men genoodzaakt werd zonder resultaat terug te keren. Bij mijn weten is van de koerierster niets meer vernomen.
De situatie werd allengs spannender toen in september 1944 het zuiden van Nederland door de geallieerde troepen werd bevrijd. De verwachting was dat de legers hun opmars naar Noord-Nederland konden voortzetten. De verzetsgroepen1 kregen tot taak de Duitse verbindingen te storen en onder de bezetters verwarring te stichten. De verzetsgroepen beschikten weliswaar over wapens, maar in beperkte mate. ln overleg tussen geallieerden en het verzet werden daarom plaatsen aangewezen waar wapendroppingen uit vliegtuigen zouden plaatsvinden. Een van de droppingsplaatsen lag iets ten noorden van de weg Westdorp-Schoonloo, bij de gemeentegrens van Borger en Rolde. Het droppingsveld moest aan bepaalde voorwaarden voldoen. De afmeting moest vierkant en met een minimale omtrek van 800 meter zijn. ln de nabijheid mochten geen Duits afweergeschut en evenmin Duitse wachtposten staan. De droppingen vonden ’s nachts en bij voorkeur bij opkomende maan plaats. Door middel van zaklantaarns met rood en wit licht werd de 14 droppingsplaats gemarkeerd en zodoende voor het vliegtuig herkenbaar. lngevolge de instruktíes moesten op het droppingsveld zo’n 15 à 20 mensen aanwezig zijn. Middels een codebericht via Radio Oranje werd het Droppingstijdstip bekend gemaakt. Ook aan de verplichting van de Duitsers om de radio in te leveren hadden mijn ouders niet voldaan. Harm Tiesing uit Borger had in een vaste kledingkast een dubbele zolder gemaakt waar de radio in paste. Door de plank op te lichten kon de radio worden bediend. De accu werd altijd opgeladen bij Vogelzang te Borger.
De codeberichten werden doorgegeven na de nieuwsuitzendingen van het Belgische radioprogrammma van de BBC. De uitzendingen vonden ’s middags om 2 uur en ’s avonds om 8 uur plaats. Het codebericht voor Ellertshaar was ‘Kees heeft een goede vangst gedaan’. Wanneer dat bericht doorkwam, wist men dat er een vliegtuig zou komen. Meestal werd met Lancasters gevlogen. ln augustus 1944 vonden enkele droppingen plaats. De eerste keer werden ongeveer 12 containers afgeworpen, een andere keer circa 20. De containers waren rond – ongeveer 2 meter lang en 50 cm in doorsnee – en bevatten wapens, munitie, springstoffen en vaak ook voedingsmiddelen. Het is een keer gebeurd dat tijdens een radio-uitzending de accu leeg raakte waardoor de berichtgeving niet meer kon worden opgevangen. Om het risico te vermijden dat eventueel een droppingsvliegtuig onverrichterzake terug moest keren, is men die nacht wel naar het droppingsveld gegaan. En niet zonder resultaat, er verscheen inderdaad een vliegtuig…
De wapens van de eerste dropping zijn de daarop volgende dag in een tankauto van de zuivelfabriek ‘Ommelanden’ afgevoerd. Van een andere dropping gingen wapens naar de boerderij van W. Eisses. Terwijl de wapens nog onder het hooi lagen vond er een inval van de landwachters plaats. Gelukkig werd niets gevonden. Om risico’s te vermijden zijn de wapens later opgehaald door de melkrijder Wilting uit De Kiel, die ze thuis verborg. Van daaruit werd de zending naar L. 0ldenbeuving te Eeserveen overgebracht. Door een lid van de Knokploeg werden de wapens uiteindelijk met paard en wagen, afgedekt met zakken aardappels, opgehaald.
Enkele dagen voor de slag bij Arnhem werden zes mannen gedropt. Onder het gezelschap bevonden zich een inlichtingenofficier en enkele seiners. Deze mensen werden ondergebracht op de boerderij van J. Eisses. Enkele leidinggevende verzetsmensen werd verzocht voor overleg met de inlichtingenofficier naar Ellertshaar te komen. Daar werd de bedoeling uiteengezet een kleín legertje te vormen om hier en daar acties tegen de Duitsers te ondememen, teneinde de opmars van de geallieerden na de slag om Arnhem te vergemakkelijken. De seiners/operators zouden de verbinding met de luchtlandingstroepen bij Amhem onderhouden. Na de jammerlijke nederlaag van de geallieerden bij Amhem moesten de op Ellertshaar geplande actíes worden afgelast. Langer verblijf van de gedropte manschappen op Ellertshaar werd gevaarlijk. Langs vluchtroutes zijn ze naar het inmiddels bevrijde Zuid-Nederland vertrokken.
Na de slag om Arnhem zijn nog enkele malen wapens gedropt. Ook zijn er nog enkele parachutisten afgesprongen. De meeste wapens zijn op het land onder aardappelkuilen verstopt en later naar diverse plaatsen afgevoerd.
De steeds grimmiger wordende oorlogssfeer daalde eind 1944 voor Ellertshaar naar een dieptepunt. Een lid van de Knokploeg was in Duitse handen gevallen en had onder bedreiging verklaard wat er te Ellertshaar geschiedde. Daarop deed de S.D.2 in de morgen van 25 oktober 1944 een inval in onze boerderij. De S.D.’ers waren vergezeld van onze NSB-buurman. Alles werd grondig doorzocht. ln de schuur werd een parachutistenoverall gevonden. Van de bijschuur werd de achtergevel, waarachter de verblijfplaats van de Knokploeg zich bevond, gedeeltelijk gesloopt. Gelukkig was daar niemand meer aanwezig. Met de aanwezigheid van een radio was de S.D. inmiddels ook bekend en die werd dan ook gevonden. Even voor de overval was Harm Tiesing gearriveerd om een paar liter melk te halen. Deze werd subiet tegen de muur gezet. Nadat de NSB-buurman de S.D.’ers ervan wist te overtuigen dat Tiesing met deze zaak niets te maken had, kon hij na enige tijd vertrekken. Mijn vader werd gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring te Assen. W. Eisses onderging hetzelfde lot. Hij werd gearresteerd op de begraafplaats te Borger waar hij een begrafenis bijwoonde. Ook de boerderij van J. Eisses werd doorzocht. Deze was zelf niet thuis maar kon op zijn verblijfplaats tijdig worden gewaarschuwd, waardoor hij aan arrestatie wist te ontkomen.
Voor bewaking bleven er S.D.’ers en laridwachters op de boerderijen achter. Na enkele dagen moesten, alle drie bedrijven worden ontruímd. De bewoners moesten maar zien onderdak te vinden. Voor de verzorging van het vee kwamen NSB’ers op de boerderijen. De NSB-buurman kwam op ons bedrijf. Zelf was ik tijdens de overval niet thuis. Een buuman wist waar ik mij bevond en stelde mij van het gebeurde op de hoogte. Vanaf dat moment tot aan de bevrijding was ik ook gedwongen om onder te duiken.
Op 11 december 1944 deed de Knokploeg een inval in het Huis van Bewaring te Assen. Negenentwintig gevangenen konden worden bevrijd waaronder W. Eisses en mijn vader. Tot de bevrijding hebben zij zich weten schuil te houden.
Enkele dagen voor de bevrijding van Borger landden Franse parachutisten op de plaats waar nu het zandwinningsbedrijf van Vos is. Doel van deze landingen was om de terugtrekking van de Duitse troepen te ontregelen en verwarring te stichten. Waren de landingen in september tot mislukkingen gedoemd, in april 1945 brachten ze onze bevrijding! Medio april van dat jaar konden we allen naar Ellertshaar. terugkeren. Weliswaar troffen we ons bedrijf in een zeer verwaarloosde toestand aan, maar de vreugde over de afloop overheerste.
Noten
- In begin september 1944 zijn de meeste verzetsgroepen opgegaan in de zogenaamde Binnenlandse Strijdkrachten.
- Sicherheits Dienst
0 reacties