1. Home
  2. |
  3. Tweede Wereldoorlog
  4. |
  5. Oorlogstijd
  6. |
  7. Persoonlijke herinneringen aan de jaren 1939...

Persoonlijke herinneringen aan de jaren 1939 – 1945

0 Reacties

Als buitengewoon dienstplichtige ben ik opgeroepen op 6 mei 1940 te Rotterdam. lk was ingedeeld bij het 3e Regiment Genietroepen (verlichtingstroepen). De plaats van legering was in een school, de Admiraal de Ruiterschool in een zijstraat van de lJmondsrijweg en op kleine afstand van de Kralingen. De eerste ontmoeting in Rotterdam was voor mij een verrassing. Ik trof mijn oude schoolkameraad uit Valthermond. Ook hij was buitengewoon dienstplichtig. De hele diensttijd hebben we samen deze bange dagen doorgemaakt. Veel steun hadden we aan elkaar. Er ontstond vooral veel wrijving met de Amsterdammers en de Hagenaars.

We spraken Drents en Gronings. Al snel begonnen de westerlingen ons te treiteren. Bed op scherp en scheldkanonnades. Na een paar dagen begon ons dat danig te vervelen. ln de stad hebben we een paar deurveren gekocht. Dezelfde avond lagen de bedden weer op scherp. Snel de veren in de hand en de lakens van hen afgetrokken en maar slaan op de bewuste Hagenezen en Mokummers. Veel tumult in het lokaal. Ze slopen de zaal uit. Gevolg was dat wij twee dagen huisarrest kregen, maar de heren waren sindsdien doodsbenauwd voor ons. Dit was voor hen de eerste kennismaking met Drenten en Groningers.

Daar mijn vriend Roelf en ik een broertje dood hadden aan het marcheren, kreeg de sergeant in de gaten dat wij voor verdere opleiding ongeschikt waren. Allebei hadden we een timmeropleiding gehad, zodat we beiden noodkeukens moesten maken. Buiten dit werk moesten we beiden ook ’s morgens heel vroeg wapenkennis opdoen. Schieten leren op een staander op het schoolplein. Na enkele dagen vernamen we dat de toestand alsmaar kritischer werd. Voor we er erg in hadden kwam het bericht dat er een bombardement op til was. We werden gedirigeerd naar de Waalhaven om de overige militairen daar te steunen.

Onderweg werden we verrast door een verschrikkelijke bommenregen. In alle hoeken en gaten vluchtten we, zelfs onder de auto’s. Steeds zijn we bij elkaar gebleven. Onze spullen waren achtergebleven in de school. Al vluchtende richting de Kralingseplassen, passeerden we de Hollandse en Duitse mariniers die in hevige gevechten gewikkeld waren. Onze vluchtweg ging richting Den Haag. Vrij snel daarna maakten de Duitsers ons samen met enkele anderen krijgsgevangen. Naast ons rolden de grote tanks Den Haag binnen. Samen kwamen we terecht in een grote garage aan de Bezuidenhoutseweg. Na een paar uren in deze garage te hebben doorgebracht hadden wij een plek gevonden aan de achterzijde om weer te vluchten. Mijn vriend vertelde mij dat hij kennissen had in Den Haag in de Torenstraat (Fam.Huizing). Na wat omzwervingen door de kleine straten bereikten wij het adres. De familie Huizing was zeer verbaasd. Na veel gepraat, besloten we daar te blijven. Onze militaire kledíng trokken we uit. lk kreeg een jas met broek en een paar sokken. Roelf werd ook voorzíen van andere kleding. Alles lukte, maar de schoenen niet. Onze helmen hadden we laten liggen in de garage. De volgende dag gingen we op zoek naar een schoenwinkel, als burger gekleed. Onderweg werden we al opmerkzaam gemaakt op onze kistjes (maakten veel lawaai met de stalen hakken). ln de winkel aangekomen lukte het ons niet de kístjes in te ruilen voor lagere schoenen. We hadden alvast geld gekregen van de familie Huizing om nieuwe te kopen. Dit is dan ook gelukt. De kistjes namen we weer mee terug. Op de radío werd omgeroepen dat ondergedoken militairen zich moesten melden. Na enige aarzeling onzerzijds hebben we om de familie Huizing niet in moeilijkheden te brengen ons toch in militaire kleding en kistjes aangemeld. We werden toen ondergebracht in de oude Alexanderkazerne in Den Haag.

Daar kwamen alle militairen uit alle provincies. De verblijfsduur was maar kort. Ook zagen we weer collega’s uit Rotterdam. Ze hebben toen de jongens van Rotterdam geselecteerd en op transport gesteld. De school bleek onbeschadígd. Eerst moesten we het waarmaken dat wij daar waren gestationeerd, dan naar het lokaal onder begeleiding. Alles lag nog op de plaats. Onze bedoeling was om te proberen een motor te kopen om naar huis te komen. Uit nadere informatie bleek dat de wegen naar het noorden nog niet begaanbaar waren. Met het eten en drinken ging alles redelijk. Een paar dagen later werden we weer op transport gesteld naar Flotterdam en moesten we bij de kruispunten puinruimen. Dit heeft één dag geduurd. De volgende dag werden ons de grootverlofpapieren uitgereikt. Na enkele onderbrekingen met de trein kwamen we in Assen aan. Men haalde ons daar weg. Voor ons beiden een grote belevenis om niet te vergeten. Na ons afscheid gingen we ieder onze eigen weg.

Mijn werk in de bomerij ging weer zijn gewone gang. Toen kwamen er echter moeilijkheden met de tewerkstelling. Het gebeurde dat mijn broer naar de O.T. werd verwezen. Enkele weken later ontving ik bericht, dat ik me moest melden in het kamp Amersfoort. Gelukkig had ik een ausweis losgepeuterd. Aangekomen ter plaatse moest ik me melden bij de portier. Na lang wachten kwam er iemand die vroeg wat de bedoeling was. lk had de oproep bij me, hij vroeg of ik ook een ausweis bij me had. Na inzage ging deze man weer weg zonder iets te zeggen. Na nog een uur wachten en geen antwoord heb ik besloten weer naar huis te gaan. Nooit heb ik meer iets gehoord. Later ben ik er achter gekomen wie dat voor me had geregeld: de bomenleider. Nadien werden nogmaals enkele jongens opgeroepen voor werk in Duitsland of bij de O.T. lk ben ook wel eens gevlucht naar het staatsbos en bracht daar de nacht door.

Op zekere dag kwam er een Duitse delegatie bij ons thuis. Ze wilden met ons spreken over het veranderen van de werkplaats. De bedoeling was om aanhangwagens te produceren. De onderstellen zouden klaar aankomen en het houtwerk moest bij ons aangebracht worden. De volgende dag kregen we stroom en auto’s vol houtwerk, afkomstig van de arbeídskampen Drouwen en Gasselte. lk werd aangesteld als toezichthouder op het machinepark en kreeg toen een ausweis van de polizei en feldgendarmerie. We kregen hulp van Duitse militairen (timmerlieden): drie mannen van ongeveer 40 jaar en één jongere van ongeveer 25 jaar. Na enkele dagen met deze mensen te hebben gewerkt, zag ik dat dit goede vaklui waren. Zo nu en dan kwam er een Feldwebel even kijken, ook de polizei en feldgendarmerie kwamen vaak in de werkplaats.

lk had van het arbeidskamp te Drouwen een jong hondje gekregen. Het was een kruising tussen een herder en een bouvier. De feldgendarmerie wou deze vorderen, ik dacht er niet aan deze af te staan. Dan maar kopen, zeiden ze tegen mij. Niks van dat alles. Dank zij de timmerlieden is de hond gebleven.

Elke zondagmorgen was ik bezig om koren en koolzaad te malen, dankzij de stroom in de werkplaats. De Engelse zender hield mij regelmatig op de hoogte. lk had een zo goed als nieuw radiotoestel in bruikleen van de onderwijzer P. Schuiling. De radio was verstopt in mijn slaapkamer. Een prima ontvangst. Mijn ouders wisten er niets van. Verder had ik in de kast verschillende wapens liggen, o.a. handgranaten, twee stenguns en een paar revolvers. Met de nodige munitie. Eenmaal in de week kwam Dolf Hoving ’s avonds de mannen die niet in militaire dienst waren geweest onderricht geven. Meestal van 7 uur tot 9 uur. Het ging allemaal geruisloos. Dolf had zijn fiets altijd bij ons achter het huis staan met in de fíetstas een geladen revolver met daarover heen een serie tabaksbladen.

Terwijl zij boven in mijn slaapkamer opgesloten zaten, ging bij ons in de keuken het avondwerk door. Om half acht hadden we dan onze tabaksmachine op de tafel bevestigd. De tabaksbladen werden gesorteerd. Onder het genot van een kop koffie en in het bíjzijn van onze kostganger Hilbrandie en (vaak) Jan Gerrits waren het gezellige avonden.

Het gebeurde ook wel dat we getik op de ramen hoorden. Vaak waren het Duitsers. Hun werd toegeroepen ”kom er maar in”. Soms drie man; de soldaten gingen bij ons in de rij zitten en deden volop mee. Over verduistering werd niet gepraat. Tegen een uur of elf gingen allen huiswaarts. De volgende avond was precies hetzelfde, doch in eigen kring. Met de fietsinlevering hadden we geen moeíte. Mijn eigen fiets stond altijd bij de werkplaats, ook de Duitse timmerlieden gebruikten hem, doch altijd was de fiets weer retour. In de werkplaats kwam op geregelde tijden een Duitse onderofficier bij de timmerlui op bezoek. Mijn conclusie was toen, dat het er voor hen niet best uitzag. De timmerlui hadden wel eens tegen mij gezegd dat ze wensten weer thuis te zijn. De mannen kwamen bij Bremen en Hamburg vandaan.

Onder de bedrijven door hadden wij gezorgd om met het ondergrondse verzet mee te doen. Na informatie heb ik besloten hieraan mee te werken, met medeweten van mijn broer, doch zonder medeweten van mijn ouders. ’s Avonds om tien uur ging ik met Tíes Wiegman de deur uit richting Koesteeg. Aangekomen bij de zijtak van het kanaal Buinen-Schoonoord, moesten wij onze codeletter bekend maken. De meeste mannen kenden wij niet. Met een man of zes gingen we richting Ellertshaar, het was donker en moeilijk te lopen. Na anderhalf uur zaten we in een drassig terrein. Na angstig lang wachten kwam een vliegtuig laag aanvliegen en kwamen verschillende containers in een vooraf bestemd stuk land terecht. Deze werden gedeeltelijk ter plaatse geleegd en de rest gíng naar geheime bergplaatsen op boerenwagens met zand. Elk kreeg een pakket op zijn rug en ik had zelf een zak met stengunkogels. Op de terugweg dicht bij de brug te Westdorp werden we plotseling verrast door geweervuur. De jongens die voorop liepen waren voorzien van stenguns en begonnen terug te vuren. Onder deze bedreiging zochten we dekking in de onderwal van een tochtsloot. Ontdaan van de munitie lagen we gedeeltelijk in het water. Het duurde ongeveer 15 à 20 minuten. Toen werd het stil. Op de wal gekropen slopen we over de weg Westdorp-Ellertshaar, dan het bouw- en weiland in. Alles gebeurde  in het donker. Menigmaal belandden we tegen prikkeldraad of een afrastering en kwamen we door sloten. Mijn medevluchters waren Ties Wiegman en zijn broer. Op mijn advies zijn ze tot de Koesteeg bij me gebleven. Ze gingen richting Bronnegerveen en ik huiswaarts via de Torenes. lk was weer in de werkplaats om 4 uur míddernacht en zag er verschríkkelijk uit, onder de modder en geen droge draad meer aan mijn lichaam. lk heb alle kleren uitgetrokken en onder de werkbank gelegd. Het afdrogen heb ik met houtkrullen gedaan. Onderkleren kon ik niet bemachtigen, deze lagen in de kast waar mijn vader en moeder sliepen. Een oude overall maar aangetrokken en stiekem naar mijn slaapkamer geslopen. Nog wat kleren opgezocht en toen op bed, maar van slapen kwam niks. ln de loop van de dag heb ik kans gezien mijn onderkleren uit de kast te halen en na een snelle verschoning deze aangetrokken. De kleren die ik verstopt had, zijn stiekem gewassen. Niemand in huis heeft iets ontdekt van deze barre tocht. De morgen daarop kwam Jans Vedelaar bij me en vroeg of ik Ties Wegman ook had gezien, iedereen was er weer behalve Ties. Later bleek dat Ties in Drouwenerzand was beland. Van Jans ontving ik sigaretten en kauwgom.Hij vertelde dat de jongens de Franse parachutisten hadden ontmoet in het Drouwenerveld.Bij de confrontatie bij de brug in Westdorp zijn bij de Duitsers twee doden gevallen, zeer waarschijnlijk door ons toedoen. De Duitsers hadden aangenomen dat ze waren gedood door de Fransen. Gelukkig voor ons zijn er dan ook geen represaille-maatregelen getroffen.

Op zekere datum ben ik nogmaals de dans ontsprongen. Elke dag ging ik richting Ellertshaar en was om 7 uur ’s morgens bij de fam. Vos om melk te halen. ’t Gebeurde ’s morgens om goed 7 uur terwijl Vos en ik in de keuken nog even een kop koffie gingen drinken. Meestal zat ik met de rug naar de kamermuur en kon zo op de zandweg kíjken. Op een gegeven moment zag ik een Duitse auto aankomen met daarop soldaten. lk maakte Vos hierop attent, deze wou direct vluchten maar ik hield hem tegen.Nog snel vertelde hij mij dat er geen onderduikers waren. Voordat we het wisten stonden we beiden met de handen omhoog tegen de zijgevel. De Duitsers achter ons met geweren in de aanslag. Op een gegeven moment kwam een NSB’er naar de Duitsers en vertelde dat ik er niets mee had te maken. Ze vroegen nog of ik een ausweis bij me had. Gelukkig had ik ze bij mij; zelfs twee stuks van de Duitse polizei en feldgendarmerie. lk werd naast een Duitse soldaat op de zandweg gezet, die voor de boerderij langs liep.

Ze dwongen Vos om de onderduikers aan te wijzen. De hooibult, de mestvaalt, alles werd doorzocht. Het resultaat was nihil. Ze hebben Vos toen meegenomen naar de gevangenis in Assen. lk heb 2,5 uur naast een mof gestaan. Geen melk bij thuiskomst en ik heb de hele geschiedenis toen aan mijn ouders verteld. Weer was ik de dans ontsprongen.

Met de bevrijding van Borger heb ik mij niet meer bemoeid. Ik had er genoeg va, gelukkig is onze familie inclusief mijn hond er goed afgekomen. Na de bevrijding hebben we voor de Canadezen veel werk gedaan in de werkplaats.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteur: H. Tiesing
  • Bron: Borger in Oorlog – Een verzameling artikelen over de gemeente Borger in de Tweede Wereld Oorlog (1990)
  • © Stichting Harm Tiesing