1. Home
  2. |
  3. Tweede Wereldoorlog
  4. |
  5. Verzet | Slachtoffers
  6. |
  7. Gedoemd te sterven op de drempel...

Gedoemd te sterven op de drempel van de vrijheid

0 Reacties

Dr. Geert Geertsema, ter nagedachtenis aan zijn honderdste geboortedag.

Geert Geertsema wordt op 20 maart 1906 geboren te Noordbroek als zoon van Jan Geertsema en Antje Tuin. Zijn vader was bakker. Na de lagere school  gaat hij naar de H.B.S. te Sappemeer en behaalt zijn einddiploma in 1924. Nadat hij op 5 juli ‘29 is afgestudeerd aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht, assisteert hij op verschillende plaatsen in het land. In nov.‘30 begint hij zijn praktijk in Borger als opvolger van de overleden dierenarts B. Jonker. Hij trouwt op 26 nov.’31 met M.F.G.C. Laurman. Zij komt op 21- jarige leeftijd vanuit Rotterdam naar Borger. Hun woonhuis op het adres A 22 [nu Hoofdstraat 62] is tevens praktijkpand. Op 17 jan. ’32 doet hij belijdenis in de Ned. Herv. Kerk te Borger, waarbij hij de spreuk ontvangt: “Niemand betoont groter liefde dan hij, die zijn leven prijsgeeft voor zijn vrienden”.

Tijdens zijn werk als veearts kreeg hij te maken met een merkwaardige ziekte bij het rundvee. Het meest opvallende symptoom was het zgn. bloedwateren; door de veehouders de ‘wee’ genoemd.  Geertsema heeft tijd gevonden om deze aandoening vanaf ‘32 te bestuderen met als resultaat een dissertatie met de titel: “Een toxische haemoglobinaemie en haemoglobinurie bij het rund in Drenthe”. Op 19 jan.’39 verdedigde hij zijn proefschrift voor de senaat van de Rijksuniversiteit te Utrecht en verkreeg de graad van Doctor in de diergeneeskunde. Hij bekleedde tal van functies in het maatschappelijk leven, zoals voorzitter van de afd. Drenthe van het ‘Nederlandse Trekpaard’, en lid van het landelijke hoofdbestuur. Voor jonge boeren gaf hij cursussen over het fokken van paarden en rundvee.  In het verenigingsleven van Borger nam hij een voorname plaats in. Hij was o.a. voorzitter van het Groene Kruis, van het departement Borger van het ‘Nut’ en van de plaatselijk V.V.V. Als geboren Groninger had hij een groot hart voor Drente en de Drenten.

Na zijn diensttijd [lichting ‘26-3] werd hij op 20 sept.‘29 door Koningin Wilhelmina benoemd tot reserve-officier der 2 e klasse. In de winter ’39-’40 was hij gemobiliseerd in Heesch [N-Br]. Zijn 2 e mobilisatie was aan de Hollandse Waterlinie te Asperen en Leerdam als reserve kapitein-paardenarts. Tijdens de Duitse inval in mei ‘40 gaf hij als officier leiding aan zijn troepen. Na de capitulatie schrijft hij op 24 mei aan zijn vrouw: ”Ben ontzettend blij, dat ze de zaak overgegeven hebben, maar ben er heilig van overtuigd, dat we nog maar aan ’t begin van de moeilijkheden staan”. Eind juni kwam hij ongedeerd in Borger terug; verslagen, maar sterker dan ooit overtuigd van de noodzaak om in verzet te komen tegen de bezetter.

Het Verzet.

Tijdens de oorlog ‘40 –‘45 bouwde Geertsema vrijwel de gehele B.S. organisatie [Binnenlandse Strijdkrachten] in Borger en omgeving op. Hij was commandant van de verzetsgroep in de gemeenten Borger en Gasselte en actief voor de L.O., de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers . Vanwege zijn beroep was hij bevoegd om ’s nachts de straat op te gaan. Hij had een vergunning voor zijn auto, maar desondanks werd twee keer een D.K.W. auto van hem gevorderd. Hij reed daarna op een Royal-Enfield motor, totdat deze het begaf. De laatste maanden van ‘44 deed hij de praktijk tussen Ellertshaar en Stadskanaal op de fiets. Al snel waren de banden versleten. De wielen werden vervangen door de wielen van de kinderfiets van zijn dochter. Zijn werk vormde een ideale dekmantel voor het ondergrondse werk. Onder zijn leiding kwamen er plekken voor het  afwerpen van wapens en munitie. Hij was acht keer betrokken bij wapendroppings. Hij regelde adressen en voedsel voor onderduikers. In de gemeente Borger was hij aangesteld als keuringsdierenarts en als zodanig betrokken bij de keuring van vee en vlees. Regelmatig verdwenen stukken vlees naar de illegaliteit. Vordering van paarden voorkwam hij door te verklaren, dat de dieren ongeschikt waren, bijv. a.g.v. kreupelheid. Als verbindingsman was hij de schakel tussen verzetsgroepen in Assen, Emmen en Coevorden. Op het zoldertje boven de praktijk werd naar de radio geluisterd. Vaak kwamen vreemde mensen eten en slapen. Begin ‘44 kwam de assistent S.A. Holzmüller naar Borger om te ontkomen aan de arbeidsdienst in Duitsland. Holzmüller deed het veterinaire werk, terwijl Geertsema zogenaamd als adviseur of taxateur onderweg was. Eind ‘44 kreeg Geertsema signalen, dat hij in de gaten werd gehouden. Hij dook onder bij de fam. Duintjer op het Rolderveld. Angst kende hij niet; de zaak waarvoor hij vocht vond hij de enige rechtvaardige. Zijn vrouw steunde hem bij zijn activiteiten, ze moest wel, want hij kon niet anders.

Door verraad werden op zondag 7 jan.’45 en volgende dagen 34 mensen van de verzetsgroep Z.O. Drenthe gearresteerd. In een rapport van 19 jan.’45 van de Landwacht Nederland, Gewest III, 3e Bataljon, 12e Compagnie  staat dat: “Geertsema, dierenarts, en Geert Egberts [smid] beiden te Borger, werden gearresteerd. Ten huize van Geertsema was ook aanwezig de assistent-dierenarts Holzmüller; deze werd ook medegenomen”. De drie mannen werden op 13 jan. op verdenking van illegale acties aangehouden en in Emmen overgeleverd aan de Sicherheitspolizei.

Op 21 febr. werd Borger opgeschrikt door het bericht , afkomstig van de boerenleider van Borger, dat “dierenarts Geertsema niet terugkomt”. Mevrouw Geertsema kreeg op 25 febr. om 19.00 uur van de Landwacht uit Assen de aanzegging, dat ze binnen één uur haar huis moet hebben ontruimd. Daarna werd het woonhuis verzegeld en beschikbaar gesteld aan de N.S.B. De praktijkruimte bleef bereikbaar. Zij vond met haar kinderen en enkele inderhaast meegenomen spullen onderdak in de kruidenierszaak van de fam. Santing [ hoek Hoofdstraat – Brinkstraat, nu Chinees restaurant]. Achterin de woning betrekken ze een apart deel, waarin daarvoor de moeder van de vroegere eigenaar Buiskool gewoond had.

Geert Geertsema wordt op 13 januari van Emmen naar Assen gebracht en opgesloten in het Huis van Bewaring in cel no. 29. De in Ees ondergedoken chansonnier Rik Boersema, die later, 11 april ‘45, in dezelfde cel gevangen wordt gezet schrijft: ”No. 29, in die waarin reeds zoovele Borgenaren gezeten hebben, o.a. te bemerken aan een zalfpotje van Dr. Geertsema, den sympathieken en onverschrokken veearts van Borger” .

H.J. Prakke schrijft over zijn leven in zelle Dreiszig: “Geklepper van etensluikjes in de gang beneden ons buiten de etensuren, kaplaarzen-gestap en het afroepen van namen; het al gauw bekende geluidencomplex, dat op de voorbereiding van een transport wees”. Geertsema deelt de cel met Sam, mr. S.W.A. baron van Voorst van Lynden, burgemeester van Gramsbergen. Sam en Geertsema, die elkaar al uit het verzet kenden, worden op 16 maart uit cel 29 gehaald en naar de binnenplaats gebracht. Hadders, een medegevangene, zegt in een interview in 1992 : “We werden vanaf de binnenplaats met 27 man naar een grote cel gebracht. ’s Nachts werden we op transport gezet. Aan elkaar gebonden met parachutetouwen liepen we naar het station en stapten in een trein, die uit Amersfoort kwam”. Geertsema schrijft een laatste bericht :”16 mrt. ‘45, 6 uur. Lieve vrouw. Heden op transport naar Duitschland? Wees hartelijk gegroet. Hoop spoedig terug te zijn”. Op de één of andere manier weet hij dit bericht naar buiten te smokkelen. De trein reed naar Groningen, bleef daar de hele nacht staan, en vertrok pas zondagmorgen 18 mrt. Tijdens de dagen en nachten in de overvolle, koude en donkere wagons werd geen water of eten verstrekt. “Hoe de reis geweest is, is met geen pen te beschrijven”, aldus medegevangene Duijtshof . “Liggen konden we niet en we mochten er niet uit om onze behoefte te doen”. Na een geruime tijd oponthoud in Hamburg, “we zagen Hamburg,of liever de resten ervan, ontzettende verwoestingen ”, komt het transport op maandag 19 mrt. om 11 uur ’s avonds aan in het kamp.

‘Hamburger Neuengamme’ .

Het kamp Neuengamme, 20 km. oost van Hamburg, was met meer dan 80 buitenkampen het centrale concentratiekamp van Noord Duitsland.

Medegevangene no. 77431 Rolsma : “Telkens met vijftig man tegelijk wordt er gebaad, alle lichaamsbeharing geknipt en geschoren, je krijgt kleding en een nummer, je bent geen persoon meer”. Hadders: “Na drie dagen quarantainebarak worden alle 27 uit Assen bij elkaar geplaatst, verder is het een mengelmoes van nationaliteiten”.

Gerard Boekhoven en Pieter Laning : “Je stompt af op den duur. Wij zijn altijd erg moe en hebben voortdurend honger. Het eten halen is een verschrikking en gaat gepaard met de gummiknuppel, nu niet meer op je rug maar op je kop”.

De laatste dagen van maart ging Geertsema [ gevangenennr. 77130] mee met een arbeidstransport naar Ülzen bij Hannover. Bijna waren ze hier bevrijd, maar op het laatst moest iedereen terug naar Neuengamme.

“Dagen gaan voorbij met veel luchtalarm; het schijnt dat het front dichterbij komt. ’s Nachts zitten we tussen de Engelsen en de moffen. Het is aan weerszijden een artillerie-duel. De vliegtuigen brullen door de lucht en de granaten gieren over de huizen. Als het niet voor onze vrijheid was, zouden we niet zo blij zijn. ’s Morgens komt de commandant en deelt ons mee dat we rustig moeten zijn en dat de stad [Hamburg] zonder strijd zal worden overgegeven. De Engelsen zijn in aantocht en kunnen hier om drie uur zijn. Wij zijn uitbundig en weten van geen ophouden. Wij willen er uit, maar de wacht is nog daar en wie er uit wil wordt overhoop geschoten. ’s Middags krijgen we met z’n vieren een bus vlees, echt vlees, bestemd voor de Wehrmacht, maar de wagonladingen kunnen niet weg en het spoor is kapot. Het kan niet beter. Vlees en brood  en met een paar uur de vrijheid. We bidden God en danken Hem voor de onverwachte vrijheid. We voelen geen honger, geen luizen en geen moeheid meer. Alles is zo mooi nu. Nog een ogenblikje, jongens, en wij zijn vrij”!

Appell, Appell !

“Twee dagen en een nacht gaan voorbij en de beloofde Engelsen zijn niet gekomen. Plotseling gaat het gerucht dat we weg moeten. Het is een vreselijke gespannen toestand. Er wordt Appell, Appell geroepen en enkele minuten later zitten we in de wagons. De verslagenheid is groot. Wij hadden de vrijheid in handen en ‘ze’ waren tot op een afstand van twee kilometer genaderd, maar toen naar rechts afgezwaaid. We horen een locomotief proesten en een ogenblik later gaan we. We zitten met 80 man in de wagon en het is vreselijk benauwd en een rot stemming. Nu begint de eigenlijke ellende”.

Het transport gaat via Hamburg en Bad Oldesloe. De volgende morgen stopt de trein bij de haven van Lübeck aan de Oostzee. Hier waren reeds zeer veel gevangenen uit heel Duitsland samen gebracht. Allen hoopten dat de Geallieerden nog op tijd zouden komen voor hun bevrijding. Van de meeste was de lichamelijke en geestelijke gezondheid dermate slecht, dat ze in doffe berusting afwachtten. Himmler schreef aan de kampcommandanten dat deze gevangenen niet in de handen van de Geallieerden mochten vallen. Daarom moesten ze worden ingescheept in de havens in Noord Duitsland. Het was de bedoeling van de Nazi’s om alle bewijs te vernietigen van wat er gebeurt was in Neuengamme, door de schepen met de gevangenen opzettelijk te laten zinken. Er mochten geen getuigen overblijven .

In de haven van Lübeck lagen drie schepen. Het grootste was de Cap Arcona [27500 ton], een luxueus passagiersschip. Het werd in 1927 te water gelaten en genoemd naar Kaap Arcona op het eiland Rügen. In normale tijden voer dit schip op Zuid Amerika; het kon vijftienhonderd passagiers vervoeren. Het schip werd in ‘40 overgenomen door de Kriegsmarine en in ‘44 omgebouwd om vluchtelingen uit Oost Pruisen naar Duitsland te vervoeren. De andere schepen waren de Thielbek [2815 ton] en de Athen [4451 ton].

  1. Laning: “We moeten overstappen op een groot schip, het is de vrachtvaarder de Athen. Die onderweg niet doodgegaan zijn, slepen zich op het schip en wij komen in grote ruimen. Er zijn duizenden gevangenen en ze moeten er allemaal in”. “Dit leven is een wachten op een zekere dood en in deze toestand is het voor velen een verlossing. Geertsema, een veearts, Bruinsma uit Friesland, een oude veldwachter van 54 jaar en de Vries uit Winschoten, zij lijden vreselijk en hebben korsten op hun gezwollen lippen. Dat zijn onze vrienden en wij kunnen ze niet helpen”.
  2. Rolsma: “Wij gaan aan boord van de Athen. De ons toegewezen plaats is het onderste ruim voor. Het is onder in dat schip een echte zwijnenstal. We zoeken langs de wanden een plaatsje om te zitten, als het kan, om te liggen”.

De gevangenen moesten liggen op de roestige bodem en kregen geen eten of drinken. Iedere ochtend lagen tientallen doden tussen de nog levenden.

“Na vijf lange dagen op de Athen worden wij onder het genot van de knuppel overgebracht op de Cap Arcona. We krijgen met tien man een vierpersoons hut met vier echte bedden en een wastafel met echt stromend water, waar we dankbaar gebruik van maken. Wat er van onze lichamen is afgekomen is onbeschrijflijk. Toen pas zagen we welke verwoestingen de luizen aan onze lichamen hadden verricht. Twee dagen duurde het verblijf op dit kostelijke schip. De onderste verdieping van het schip was ingericht voor de zieken. Deze ruimte is een herhaling van de Athen. Het verschil bestond echter hierin, dat er nu honderden i.p.v. tientallen zieken waren. Ook Geertsema en Bruinsma zijn in deze beestenstal terecht gekomen”.

“Als we hier dan twee dagen zijn geweest moeten we plotseling op het dek aantreden. Op het passagiersdek staan tweeduizend wrakken met ‘vijven’ opgesteld en wachten urenlang op de bevelen van de S.S. Eindelijk komt de Athen langszij en we gaan terug op het schip der verschrikking. Wij zijn aan de genade of ongenade van de S.S. overgeleverd” .

Op 3 mei 1945, vier dagen na de zelfmoord van Hitler, lagen de Cap Arcona, de Thielbek en de Athen in de Lübecker Bocht voor anker. Ze werden ontdekt door Engelse bommenwerpers, die geen aanstalten maakten om deze schepen aan te vallen. Doch tegen het bevel van de scheepskapiteins in begonnen S.S. soldaten op de vliegtuigen te schieten. Op deze manier lokten zij een aanval uit. Vermoedelijk dachten de Engelsen toen, dat het om transportschepen vol Duitse troepen ging. De Hawker Typhoons van de Royal Air Force keerden terug en brachten de schepen in vier verschillende acties tot zinken.

Laning: “Het is geweldig onrustig in de lucht en het geronk van de Britse machines verergerd. Als het dag is, zit de lucht vol vliegtuigen, die in duikvlucht de verschillende schepen nemen. Wij zien dat de grote schepen nu in volle vlam staan en we komen tot de conclusie dat één ervan de Cap Arcona is. Daar zijn nog duizenden gevangenen op. Ook onze zieken zijn er op achter gebleven en daarbij zijn vele kameraden van ons”.

De schepen hadden 7 tot 8000 gevangenen aan boord uit de concentratiekampen Neuengamme, Stutthof en Mittelbau-Dora. De Cap Arcona en de Thielbeck lagen ongeveer drie kilometer uit de kust. Het merendeel van de gevangenen werd tijdens de beschietingen gedood of verdronk in de Oostzee. De weinigen, die de kust wisten te bereiken, werden alsnog door de S.S. doodgeschoten. Uiteindelijk wisten ongeveer 350 mensen te ontkomen. Het is de grootste scheepsramp die ooit heeft plaatsgevonden.

De kapitein van de Athen, die eerder die dag nog 900 man aan boord had genomen van de Cap Arcona, stuurde zijn schip naar de kade van Neustadt aan de  Lübecker Bucht. Het schip met alle opvarenden ontkwam als door een wonder aan het geweld .

“Plotseling is er een run naar de smalle loodrechte ijzeren trap en alles wat daartoe de kracht heeft poogt naar boven te komen”.

Pieter Laning klimt op de reling en laat zich langs touwen op de kade zakken. Hij ontdekt de in Neuengamme ter dood veroordeelde Gerard Boekhoven tussen de duizenden radeloze mensen. Ze besluiten te vluchten. “Opgaan in de grote massa en trachten onzichtbaar te worden”. “Nu komen de tanks dichterbij, en we kunnen onze ogen niet geloven. Wij zijn sprakeloos en als de eerste tank voorbij is, beseffen we het pas. Het zijn Britse tanks !”

Liefste, wij zijn op reis…

Uit het boek ‘Liefste, we zijn op reis; op zoek naar Sam van Voorst van Lynden ’, komt de volgende tekst: “Allang was ik van plan u eens te schrijven”, schrijft de vrouw van dierenarts Geertsema uit Borger op 16 juli ‘45 aan mevr. Van Voorst van Lynden. Geertsema en Sam waren celgenoten in Assen. “Door alle narigheid, die we de laatste tijd moeten doormaken, is het er bij gebleven. Bijgaand formulier heb ik enkele weken geleden verzonden naar een 70-tal personen, die tot het laatst bij het transport van mijn man behoord hebben. Van deze brieven zijn er nu plusminus 30 beantwoord. Er waren 4 brieven bij van heren, die het treurige bericht moesten sturen, dat mijn man omgekomen was aan boord van de Cap Arcona”. Volgens de overlijdensakte no. 50 van 18 juni ‘46 van de gemeente Borger is Geert Geertsema te Neustadt [Duitsland] overleden op 29 apr. ‘45. In de ‘Drentsche kroniek van het bevrijdingsjaar’ wordt vermeld, dat hij om het leven gekomen is aan boord van de  Cap Arcona, tengevolge van een bombardement. In een officieel schrijven van de hr. van Ketwich Verschuur aan Mr. D. Gaarland, burgemeester van Gasselte, wordt vermeld, dat Geert Geertsema op 29 apr. ‘45 te 10.00 uur aan enterocolitis acuta is overleden. Het stoffelijk overschot is met een motorboot aan wal gebracht en te Neustadt ter aarde besteld. We mogen dus concluderen, dat Geert Geertsema op 29 april ‘45 a.g.v. uitputting en dysenterie is gestorven op de Cap Arcona en dus niet door het bombardement op 3 mei.

Geertsema werd pas jaren later aan de hand van gebitsgegevens door een Frans team geïdentificeerd en op 27 aug.’59 herbegraven op het Ereveld, vak E, grafnummer 415  te Loenen .

De assistent S. A. Holzmüller behoorde tot de groep van ruim 100 gevangenen, die op 13 april werd bevrijd uit het Huis van Bewaring te Assen. Geert Egberts kwam na de bevrijding terug uit Duitse gevangenschap.

Mevrouw Geertsema maakte de bevrijding van Borger samen met haar kinderen mee in de kelder van de familie Santing. Poolse militairen kwamen Borger binnen marcheren vanuit de Koesteeg. Toen ze terugkwam in haar huis aan de Hoofdstraat was vrijwel de gehele inboedel geroofd. De praktijk was na de arrestatie van haar man zo goed mogelijk waargenomen door de buurtcollega’s. Later werd de praktijk overgenomen door E.L. Lansink, die daarvoor dierenarts was op Wieringen.

Mevrouw Geertsema woonde nog enkele maanden in Borger en is op 6 sept. met haar kinderen naar Rijswijk verhuisd. Pas in mrt. ‘46 krijgt zij van het Ned. Rode Kruis officieel bericht, dat haar man is omgekomen. Jarenlang is ze verdrietig en verbitterd geweest omdat haar man gekozen had voor het verzet. Mede door toedoen van de Stichting ’40-’45 heeft het Rijk gezorgd voor een goed pensioen. Ze hertrouwde in 1950 met J.Heyboer en overleed te Loenen op 9 mei 2003.

Tijdens de eerste vergadering van de tijdelijke gemeenteraad van Borger op 22 nov. ‘45 herdenkt de waarnemend burgemeester Mr. K.H.Gaarlandt de gevallenen uit de gemeente Borger, waar onder Dr. G. Geertsema. “Onze dank gaat uit naar hen, die hun leven voor de vrijheid gaven en naar hen, die het verzet tegen de onderdrukker hebben wakker geschud en wakker gehouden en in het bijzonder naar hen, die daarvoor het hoogste offer hebben gebracht, dat gebracht kan worden, hun leven”.

Onze dank gaat uit naar zijn zoon Jan Geertsema. Zijn dappere hulp bij ons onderzoek, naar dit voor hem en zijn familie zo emotionele verleden, hebben we enorm gewaardeerd.

  1. Het grote gebod, gedenkboek van het verzet in LO en LKP, uitgever H.J.Kok, Kampen
  2. Rapport, Landwacht Nederland, Gewest III, 3e Bataljon,12e Cie., Emmen, 19 januari 1945.
  3. Drentsche kroniek van het bevrijdingsjaar – Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1946 II, samengesteld door Mr. G.A.Bontekoe.
  4. In en om zelle Dreiszig, herinneringen aan mijn verblijf in de Asser S.D.-gevangenis, H.J. Prakke, Assen, 13 april 1946.
  5. Stichting Vriendenkring Neuengamme, In zuidelijke richting, bulletin maart 2004.
  6. Stichting Vriendenkring Neuengamme, de groep van 27 Assenaren, bulletin oktober 2004.
  7. D.Bruins, Naar het land van de misdaad, Sappemeer, dec. 1945.Nederlanders in Neuengamme,
  8. De ervaringen van ruim 5500 Nederlanders in een Duits concentratiekamp 1940-1945, eindredactie Dr. Judith Schuyf.
  9. Neuengamme, de ramp in de bocht van Lübeck, door Henk Rolsma, gevangene no. 77431.
  10. Memoires Neuengamme, Gerard Boekhoven, Haren 1 aug. 1980 en Pieter Laning, Tasmanië 26 juni 1980.
  11. Friesch Dagblad, De Duitsers wilden gewoon van ons af, 13 april 2005
  12. Panorama, Toen het licht der vrijheid reeds gloorde, 35e jaargang no. 16, 30 juli 1948
  13. Angriffsziel “Cap Arcona”, Günther Schwarberg, uitgever Steidl, Göttingen.
  14. Liefste, we zijn op reis; op zoek naar Sam van Voorst van Lynden, J. Quarles van Ufford.
  15. Ereveld Loenen, laatste rustplaats van Ned. oorlogsslachtoffers, Sdu uitgevers, Den Haag.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteurs: H. Koornstra en H.R. Moek
  • De Zwerfsteen 2006/1

Veearts Geertsema uit Borger

Geert Geertsema te paard

Geert Geertsema in zijn D.K.W. voor het praktijkhuis Hoofdstraat A22 (nu Hoofdstraat 62 in Borger)

Kaartfragment Neuengamme en Lübeckerbocht

laatste bericht van Geert Geertsema

Lager, gevangenkamp in Neuengamme

Lager, gevangenkamp in Neuengamme

Cap Arcona

Krantenbericht van de ondergang van Cap Arcona

Brief van mevrouw geertsema

Getuigenis van J.G. Heesen

Oorlogsmonument aan de Torenlaan in Borger. De onthulling vond plaats op 20-12-1947

Rouwkaart