Lege huizen van de Joden

0 Reacties

Elders in dit boek staat vemeld, dat de toenmalige burgemeester van Borger, dhr. J.K. Doombos, kon melden dat er geen inwoners van joodse afkomst meer in zijn gemeente woonden. Allen waren opgepakt of ‘vrijwillig’ vertrokken, met achterlating van hetgeen ze niet konden dragen. In het archief van de gemeente Borger bevindt zich een dossier met daarin dokumenten die beschrijven wat er met de eigendommen van de joodse Borgerders is gebeurd. Protokollen, inventarislijsten, huurkontrakten, brieven en notities geven een kil beeld van een stukje van onze geschiedenis. De indruk ontstaat, dat men er wel heel snel vanuit ging, dat David Stern, Filippus Dalsheim, Benjamin Cohen en Jonas Nijveen hun bezit wel eens niet meer nodig zouden hebben.

Op last van de “Beauftragte des Reichskommissars fiir die Provinz Drenthe” moest de inventaris opgemaakt worden van de jodenwoningen in de gemeente Borger. Een opdracht die door Hendrik Veld, chef-veldwachter van de gemeente, werd toevertrouwd aan Jan van Oudheusden, een veldwachter uit Buinen. Deze begon op woensdag, 25 november 1942 aan een inventarisatie van: “de woning van den Jood F. Dalsheim”. Het werk werd vergemakkelijkt door de afwezigheid van de bewoners; zij waren al vertrokken naar Westerbork op 2 oktober 1942. Een greep uit de lijst: 1 Wandklok, 1 Divan met kleed, 1 Handnaaimachine met tafel en kleedje, 57 Flesschen (verschillende soorten), 6 Keukenstoelen, 1 Koffiepot, 8 Fleschjes theesurrogaat, 4 paar schaatsen, 1 Waschtafel met nachtspiegel, 1 Gebakstel met elf schoteltjes, 2 Actentasschen, 1 Kist met jongens en studieboeken, 1 Hoogehoed, 30 Flesschen met inmaak, waarvan 10 met spercieboonen, 5 met peren, 8 met augurken, 2 met Kersen, 3 met Pruimen, 1 met groote boonen en 1 met Appelmoes.

Op de lijst staan ruim 100 verschillende artikelen vemeld en zij eindigt met: “Ongeveer 8000 turven nog aanwezig in het veen te Buinen. In de kamer en keuken waren voor de ramen vitrage en overgordijnen aangebracht. Voor de ramen van de slaapkamer alleen vitrage gordijnen. De voor de ramen aanwezige vitrage en overgordijnen heb ik laten hangen. De goederen zijn in een afzonderlijke kamer in bedoelde woning opgeborgen, waarna deze kamer door mij is verzegeld”.

Op donderdag, 26 november 1942 wordt nauwkeurig opgetekend wat er zich in de woning van David Stern bevindt. Een nog langere lijst, waarin een zwembroek opvalt en de bedrijfskleding van slager Stem, nl. 2 stofjassen en 5 witte slagersjassen. Net als bij de familie Dalsheim bezit Stern een grote hoeveelheid inmaakflessen met allerlei produkten. Beide families waren goed voorbereid op eventuele moeilijke tijden: de provisiekasten/kelders stonden vol. Het werd hun echter niet gegund de voorraden aan te spreken. Van Oudheusden schat dat er zo’n 4 mud kolen aanwezig is en ongeveer 4000 turven. De vitrage en overgordijnen blijven hangen en de goederen worden in twee kamers opgeborgen die door hem verzegeld zijn. De slagerij en de winkel zullen de maandag daama bekeken worden. Het bedrijf was overgenomen, misschien was de slager ook destijds al op de maandag gesloten. (Zie onder)

Op zaterdag, 28 november 1942 is de lege woning van Benjamin Cohen, “gewoond hebbende in perceel D. no: 42” te Drouwen, aan de beurt. Een iets kortere opsomming van kleding, beddegoed, serviesgoed, meubilair en andere gebruiksvoorwerpen wordt genoteerd. Ook hier eindigt de lijst met enkele bijzonderheden: “Eén geit en één schaap, welke zijn onder gebracht bij J. Jalving wonende te Drouwen D. no: 38, die de dieren ook verzorgt. Ongeveer 3 mud eierkolen. In de kamer waren alleen vitrage gordijnen aangebracht, welke ik heb laten hangen. De goederen zijn in een afzonderlijke kamer in bedoelde woning opgeborgen, waama deze kamer door mij is verzegeld.” Maandag, 30 november 1942 wordt de inventaris opgemaakt van de winkel en de slagerij van David Stem, net als Dalsheim, wonend in Oud- Borger. In de slagerij o.a.: 2 Hakmessen, 1 Gehaktmolen, 1 Unster, 1 Kookpot. ln de winkel o.a.: 1 IJskast, 1 Snijmachine, 2 Schietmaskers, 9 Gewichten, 1 Hakblok.

Van Oudheusden voegt er aan toe: “De bovengenoemde goederen zijn in gebruik bij J. Alkema, die ook de beide lokaliteiten gebruikt voor het verrichten van noodslachtingen. Deze goederen zijn dan ook niet opgeborgen in een afzonderlijke kamer.”

De inventarislijst horende bij de woning van Simon Jonas Nijveen uit Drouwen ontbreekt. De verklaring daarvoor is, dat de oude Nijveen i.v.m. zijn gezondheidstoestand op last van dokter W.J. Duursma niet vervoerd mocht worden. Blijkbaar ging het inventarisatiewerk niet zover dat men in aanwezigheid van de rechtmatige eigenaar de zaken opnam. Op zaterdag 10 april 1943 vertrekken Nijveen en zijn dochter Rosa alsnog ‘vrijwillig’ en op eigen gelegenheid. De sterke arm is er diezelfde dag nog bij om, in opdracht van burgemeester Doombos, de woning te verzegelen. Dhr. Veld, die nu zijn bericht aan de burgemeester ondertekent met Onder-LuitenantGroepscommandant,schrijft: “De sleutel van de toegang tot deze woning wordt hierbij overgelegd en ter Uwer beschikking gesteld.” En, hoewel de laatste inventarislijst blijft ontbreken, komt nu de vraag aan de orde wat er nu eigenlijk met de roerende en onroerende goederen verder gebeurde.

Bugermeester Doornbos stuurt op 16 december 1942 een brief aan de heer J.H. Holm, Buurtschapshoofd van de Nederlandsche Volksdienst te Nieuw-Buinen. Daarin staat: “Bij de inventarisatie van de joden woningen te Borger, bleek een partij inmaak aanwezig te zijn. Door de Duitsche autoriteiten is deze ter mijner beschikking gesteld ten behoeve van de N.V.D. Waar in Uw Buurtschap vemoedelijk grootere behoefte bestaat heb ik het leeuwendeel voor U gereserveerd. De inmaak zal U per wagen worden gebracht en ik verzoek U deze naar Uw inzicht te verdeelen.” Vermeld in de brief is de partij inmaak van David Stern. Over de niet onaanzienlijke partij van de familie Dalsheim vind ik in de stukken niets terug. Dat is raar. De inventarissen van zowel de familie Stern als de familie Dalsheim zijn namelijk een keer verplaatst. Daarbij is de verzegeling verbroken en in het geval Stern vinden we een lijst van spullen die op 10 september l943 naar de zolder zijn gebracht. In verband met de verkoop van de woning van Dalsheim aan een zekere Eising uit Rolde in april 1943, wordt op 19 april de inventaris onder ‘voortdurend toezicht’ van Wicher Braad, Wachtmeester der Marechaussee, groep Borger, overgebracht naar de torenzolder van de Nederlandsch Hervomde Kerk te Borger. In het proces-verbaal worden alle feiten nauwkeurig omschreven, zelfs de naam van de expediteur, H. Warringa wordt vemeld, maar een inventarislijst ontbreekt. Onduidelijk is of de tussentijdse verhuur van de woning door. de burgemeester aan Klaas Koornstra, een bierhandelaar uit Borger hierin nog een rol speelt. De huurovereenkomst, die inging op 21 december 1942, voorzag ondermeer in de volgende bedingen:

  1. deze overeenkomst van verhuur en huur geschiedt tot het tijdstip, waarop de bevoegde Duitsche instantie over de bestemming van het gehuurde heeft beschikt, waarna een overeenkomst moet worden gesloten met den nieuwen eigenaar;
  2. de huurder is verplicht eventueel evacués in de gehuurde woning op te nemen;
  3. de huurder mag geen gebruik maken van de door de politie verzegelde kamers en dient zorg te dragen, dat de aangebrachte zegels ongeschonden blijven.

Per week moest een huurprijs van drie gulden betaald worden, maar de huurder diende dit bedrag te bewaren, totdat de Duitsers er om vroegen. Lang heeft Koornstra er niet in gewoond, omdat het huis van Dalsheim een paar maanden later al door de Duitsers verkocht werd.

Een andere eigendomskwestie: Een controleur van de Centrale Controledienst informeerde dhr. Veld dat Dalsheim nog een schaap bezat. Het dier zou verzorgd worden door “een zekere Kruizinga te Uiterburen, gemeente Zuidbroek.” Navraag door Veld bij de veldwachter in Zuidbroek bevestigde de infomatie, maar in de brief had de chefveldwachter al geschreven: “Het schaap kan daar voorlopig wel blijven.” Op het protokol dat opgemaakt was bij de inventarislijsten van november werd een aanvulling gemaakt t.b.v. de Duitse overheid. Het luisterde blijkbaar nauw.

Die indruk wordt alleen maar bevestigd door een onomwonden brief van Herm Kelch namens de Rijkskommissaris van 7 januari 1943. In de brief wijst Kelch er scherp op dat iedere verkoop van “Judenmöbeln, Einrichtungsgegenständen, Kleidungsstücken oder dergleichen”, die door de akties tegen de Joden in beslag genomen zijn, ten strengste verboden zijn. Verderop blijkt dat de zorg van Herrn Kelch niet gaat over het beschermen van de Joodse bezittingen. Nee, het gaat erom dat de verkoop loopt via de Duitse bezetter, die natuurlijk ook de opbrengsten graag in zijn zak steekt. A11e illegale (lees niet-Duitse) verkopers dienen gearresteerd te worden en het kantoor van de “Beauftragte und der Sicherheitspolizei” moeten telefonisch op de hoogte gebracht worden. De conclusie dat er Nederlanders bezig waren zich te verrijken met de verkoop van achtergelaten Joodse goederen ligt dus voor de hand. Dezelfde Kelch infomeert op 29 april 1943 bij de gemeente of de woning van Stern ook bewoond is en zo ja, wie dan het huurkontrakt afgesloten heeft. Een dag later reageert de bugemeester met de korte mededeling dat de woning niet bewoond is. Het is mogelijk dat de voortvarendheid, waarmee de gemeente Borger de woning van Dalsheim had verhuud, zelfs de Duitsers wat te snel was gegaan. Feit is, dat op de verhuurovereenkomst geen Duitse handtekening voorkomt, zoals Kelch eist.

In augustus zien we dan hoe het werkt als andere bevoegde instanties zich met de verkoopgaanbezighouden. De woning van Stern is verkocht aan Jacob Stel uit Bronnegerveen. Op 10 augustus 1943 haalt hij de sleutel bij de gemeente. Dan gaat er wat mis. De gemeente ontvangt op 26 augustus een brief van de A.N.B.O. (Algemeen Nederlandsch Beheer van Onroerende Goederen). Dhr. G. Tekelenburg schrijft: “Hierdoor deelen wij U mede, dat het perceel Hunebedstraat A 143 in opdracht van de Niederländische Grundstücksverwaltung door ons is verkocht. Wij vemamen van den kooper, dat U inzake de ontruiming geen medewerking wilde verleenen. Echter moeten wij U adviseeren hiervoor thans ten spoedigste zorg te dragen. Mocht voor 1 September de ontruiming niet hebben plaatsgevonden, dan zullen wij ons met den Beauftragte in verbinding stellen.” Een niet mis te verstane boodschap, waaraan nog fijntjes wordt toegevoegd, dat de A.N.B.O. vernomen heeft dat de gemeente gebruik maakst van de slagerij zonder ervoor te betalen. Per omgaande wenst men dat rechtgezet te zien. Dezelfde dag nog gaat er een telefoontje en een brief naar het kantoor van de A.N.B.O. in Groningen. Aangegeven wordt, dat Stel de woning, behoudens goedkeuing, pas op 15 oktober zou aanvaarden en dat hem, na machtiging van de Dienststelle van de Beauftragte, toegang tot de woning is verleend om de boel schoon te maken. Hoewel er in een verzegelde kamer nog inboedel ligt opgeslagen, had de koper niet om ontruiming verzocht, schrijft de burgemeester. En ja, als hij de goederen graag in een bijstaand schuurtje wil zetten, dan is dat wel bevorderlijk voor de bewoonbaarheid van het huis. Als de Beauftragte dit machtigt, zal hem natuurlijk de behulpzame hand worden geboden. En voor de huur moet de A.N.B.O. zich wenden tot Jan Alkema uit Borger, “die, naar mij bekend is, huurpenningen heeft gereserveerd, wijl hem niet bekend was, waar hij deze kon storten.” Het getouwtrek duurt nog even voort. De gemeente zoekt steun bij Herr Schmelzer van de Dienststelle in Assen, die ook vindt dat de verzegelde inventaris in het kamertje beter opgeborgen is dan in dat schuurtje. Dat had hij ook al tegen Stel gezegd. Uiteindelijk wordt de zaak opgelost door het verplaatsen van de bezittingen van David Stern naar de zolderkamer van de woning. Hiervan wordt weer keurig een proces-verbaal en een inventarislijst opgemaakt. Afsluiting en verzegeling volgt onder “voortdurend toezicht” van wachtmeester J. Th. Dunnewijk.

Wat na 10 september 1943 met de inboedel is gebeurd, is niet terug te vinden in het dossier. De gemeente heeft echter nog een aardigheidje in petto voor de A.N.B.O. Op 20 januari 1944 stuurt zij een nota met de volgende tekst: “Ik heb de eer U hierbij te doen toekomen een nota van den aannemer Smeenge te Borger, betreffende onderhoudskosten van de noodslachtplaats te Borger A 143. (Jodenwoning D. Stern) Met ingang van 15 0ctober 1943 is deze woning en slagerij door U verkocht aan den Heer Jacob Stel. Tot dien datum was de slagerij in huur en in gebruik bij Jan Alkema, noodslager te Borger. Na dien datum heeft Alkema de slagerij wederom gehuurd van Stel.” De nota betrof een bedrag van f. 6,54 en ik ben heel benieuwd of er ook betaald is!

Voor in beslag genomen kleding, handdoeken, beddegoed en schoeisel toonde Herrn Paul Weber van volksgezondheid namens de Rijkskommissaris zijn belangstelling. De gemeente werd eind mei 1943 gevraagd of zij deze zaken naar de N.V.D. aan de Gedempte Singel in Assen wilde sturen. Verzocht werd om een lijst bij de zending te doen en er eentje rechtstreeks naar Weber te sturen. Op 21 juni werd het verlangde verzonden. Vier lijsten vergezelden de pakketten, waaronder een lijst uit de inventaris van S.J. Nijveen. Blijkbaar was er voldoende tijd geweest om tussen 10 april en 21 juni zijn woning ook nog te inventariseren. De lijsten doorkijkend, stokt mij toch even de adem als ik zie staan: 1 kinderjurkje en mij realiseer dat het meisje die dat jurkje zou moeten dragen er al niet meer is.

In onze gemeente woonden in oorlogstijd nog maar enkele joden. Zij zijn allen geregistreerd, afgezonderd, opgeroepen en vermoord. Hun bezittingen zijn allemaal geinventariseerd, uitgezocht, verzegeld en verkocht of verdwenen. Het beeld dat oprijst uit de bestudeerde dokumenten stemt tot droefheid. De vlotheid en nauwgezetheid waamee de bevelen van de bezetter aangaande de joden en hun bezittingen werden uitgevoerd, doen onwezenlijk aan. De wetenschap dat de families Dalsheim, Stern, Cohen en Nijveen niet terug zijn gekomen, blijft zijn schaduw vooruit werpen.

Bronnen

  • Gemeente archief Borger.
  • De voomalige Joodse gemeenschap in de gemeente Borger -T. Baas in: De Zwerfsteen, jaargang 1, (1987) no. 3.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteur: Tj. Van de Kamp
  • Bron: Oorlog en bevrijding in Borger
  • Uitgave van de Zwerfsteen, historisch tijdschrift van Stichting Harm Tiesing, 1995 nr. 1 en 2.
  • © Stichting Harm Tiesing

De Hunebedstraat begin negentiende eeuw met links vooraan het huis van de Joodse familie Dalsheim en daarnaast van de familie Stern.