1. Home
  2. |
  3. Tweede Wereldoorlog
  4. |
  5. Bevrijding
  6. |
  7. De bevrijding van Westdorp

De bevrijding van Westdorp

0 Reacties

Een opstel

Henny Meijering was 12 jaar oud toen meester H.R.Koornstra van de Chr.LagereSchool in Borger de klas vroeg een opstel te schrijven over de oorlog. Sommige leerlingen waren daar al snel mee klaar, maar Henny pende maar door. Het was zomer 1945. Dit opstel kwam vijftig jaar later via dhr. H. Boon onder de aandacht van de redaktie. Een telefoontje leverde toestemming op om tot publikatie over te gaan. |n het gesprek met mevr. Zomer-Meijering kwam naar voren, dat zij in het opstel iets verdraaid had: Het twaalfjarige meisje Henny durfde zelfs ná de bevrijding nog niet op te schrijven dat zij naar Borger toe was gegaan om een Oranjebandje voor haar broeer Hendrik te halen. Dit bandje moest hij hebben, omdat hij voor de ondergrondse werkte en na de bevrijding bij de B.S. hoorde. Daarom schreef zij destijds maar gauw dat ze een brood moest halen. Een klein voorbeeldje van hoe angstig de oorlog voor kinderen geweest moest zijn. Kinderen als Henny, bij wie thuiis onderduikers zaten, van wie broers bij het verzet waren betrokken en die in de nabije omgeving NSB-ers had wonen. Bij Henny konden daarom ook geen vriendinnetjes komen spelen, dat was te gevaarlijk. Mevr. Zomer-Meijering vertelde dat ze in de oorlogsjaren eigenlijk ook geen kind kón zijn. Hieronder volgt haar opstel. Meester Koornstra gaf haar destijds een tien. De redaktie is het daarmee eens:

Bevrijding 12 April 1945

Het was vrijdagmiddag en prachtig mooi weer. Ik moest naar Borger om de laatste nieuwsberichten van de Engelse zender op te halen. (Dit gebeurde elke dag) Wat een moffen liepen er overal. Je kon er haast niet door komen. Toen ik mijn boodschap had gedaan ging ik weer naar huis. Maar wateen moffen liepen er voor mij aan. Zij moesten naar Westdorp. Wij waren bang dat wij er ook nog een groepje zouden krijgen. En waar moesten wij dan heen met de twee onderduikers die wij hadden? Gelukkig kregen wij geeneen. Verder gebeurde er niets. Er kwam wel eens een mof om eieren, melk of iets anders, maar wij hadden natuulijk nooit iets. Maar zo zou het niet blijven.

Zondagmorgen vroeg maakte mijn zuster mij wakker met de roep: “De Tommies zijn er.” Ik was klaarwakker, sprong uit bed, kleedde mij aan, waste me en ging naar buiten, waar de moffen als hazen liepen. De helmen hadden ze op en de geweren klaar om te schieten. Was het waar? Waren de Tommies er eindelijk eens? Ja hoor, het waren parachutisten die de vorige avond neergelaten waren door enkele vliegmachines. Het werd een geschiet van belang. Daama moesten wij eten. We waren zo blij dat wij haast niet aten. Wij zouden allemaal naar de kerk gaan, maar daarvoor waren wij veel te laat klaar. Mijn moeder en mijn zuster Geesje gingen samen lopende naar de kerk met nog een paar andere meisjes. Ondertussen hield het schieten maar niet op. Maar opeens hield het op. En enkele ogenblikken later kwamen er enkele moffen aan met twee Franse soldaten. Het waren krijgsgevangenen. Ook waren er dode Duitsers en  Fransen. Het was een droevig gezicht, die doden. De moffen hadden ze alles afgehaald: zuurtjes, chocolade, sigaretten, enz. Onze buurvrouw had een hele doos met zuurtjes gekregen. Daar heb ik ook nog één van gehad. Het was ongeveer 12 uur en nog waren moeder en Geesje er niet weer. Vader werd een beetje ongerust en omdat het zo laat werd gingen we eten want ’s middags zouden wij allemaal naar de kerk gaan. Het was al 1 uur en nog was er niemand weer, toen zei vader tegen Trientje (mijn zuster) dat zij hun maar eens achterna moest gaan. Ik ging mee. Toen we een eind gelopen hadden zagen wij enkele mensen aankomen. Wie het waren konden we niet zien, opeens zei Trientje: “Dat zijn vast moeder en Geesje.” En zij had gelijk. Toen zij bij ons waren vertelden ze waarom ze zo laat waren. De moffen in Borger wisten natuurlijk ook wel dat er parachutisten waren en daarom mocht er niemand op straat komen. En, gingen ze verder, toen zijn wij gauw naar een oom gegaan en hebben daar gegeten. Toen zijn wij door het veld heengekomen. ’s Middags hebben wij allemaal gezellig bij elkaar gezeten. Woensdagmiddag moest er weer iemand naar Borger. Trientje is toen heengeweest. En omdat de moffen haar misschien er niet heen wilden hebben, heeft zij een drankflesje in haar zak gestoken. Want als de moffen haar aanhielden, zou zij zeggen dat zij beslist heen moest, omdat haar oom ziek was en zij daarvoor naar de dokter moest, waar niets van waar was.

Donderdagmorgen kwam er een oom van mij die zelf een radio had en ons al het nieuws vertelde. Je hoorde in de verte niets als geschiet van mitrailleurs enz. Diezelfde middag zou de bakker komen om brood te brengen. Maar omdat het te gevaarlijk werd, verwachtten wij hem niet. Toen moest ik naar Borger om brood te halen. Lopende natuurlijk want anders konden de moffen je de fiets ook nog wel eens afhalen. Ik was er nog geen kwartier weer of de eerste brug werd opgeblazen. Vader was buiten toen de eerste kogels begonnen te fluiten. Twee ervan kreeg hij dicht bij zich langs. We stonden allemaal bij elkaar te praten en natuurlijk ging het over de bevrijding die dicht bij was. De drie onderduikers die wij hadden waren zo blij! ’s Morgens vroeg hadden wij er juist één bij gekregen, een zoon van de arbeider van ons. Die woonde dichtbij de brug waar ook een mitrailleur stond en als ze dan eens begonnen te schieten, kon hij niet uit huis vluchten. Het was ongeveer een uur of half 1 toen wij gingen eten, maar wij aten haast niets. Wij hadden het eten gedaan toen de eerste granaat dicht bij ons huis neerkwam. Wij renden van onze stoelen af naar de aardappelkelder, die midden in het huis was. Maar toen wij er allemaal in zaten zei mijn broer Hendrik dat het daar veel te gevaarlijk was. Toen gingen wij naar de gewone kelder die aan de noordkant van het huis was en omdat de granaten uit het zuiden kwamen, waren wij daar veiliger. Het werd al erger; de kogels floten overal. We waren wel bang hoor! Drie uren achtereen hebben we in de kelder gezeten, tot opeens… een harde knal en een stof! lk dacht dat het rook was en dat het huis in brand stond. De koeien kreunden zo. Ik liep vlug de kelder uit naar buiten. Ondertussen had zich al een heleboel afgespeeld. De boerderij van Janssen was afgebrand. Nu waren die ook bij ons. Toen opeens zei Hendrik dat het veel te gevaarlijk was in de kelder. De anderen die nog in de kelder zaten kwamen nu ook naar buiten. Wij lagen vlak aan de muur. Plotseling zei Trientje: “Kijk daar die moffen eens.” (En hierbij wees zij naar het land) Er liep een hele stroep soldaten achter ons huis, maar niet alleen achter maar ook voor het huis. Het waren geen moffen, maar Polen. Het waren onze bevrijders!

De blijdschap kende geen grenzen. Er werden direkt emmers met melk en water gehaald. Zij hadden een ontzettende dorst, want vertelde er één: “Wij hebben van vanmorgen 10 uur tot nu toe 30 km afgelegd en niet gewoon lopend, maar rennend!” Het was op dat ogenblik half 4. Er waren ook Duitse krijgsgevangenen. Dezen werden uitgescholden. Zij waren niet met een daverend gejuich onthaald in 1940. Ondertussen vertrokken de Polen en kwamen er Canadezen met tanks, toen daarheen. Onze onderduiker Gerard, die goed Engels sprak, vroeg om sigaretten en zuurtjes, welke er in overvloed waren. Ook vroeg een Canadese officier mij iets wat ik niet verstaan kon. Ik antwoordde schouder ophalend. Toen hield hij mij een kaart van Drenthe voor en ik dacht dat ik aanwijzen moest waar zij waren. Dit deed ik en kreeg daarvoor een snee Canadees wittebrood. Gerard ging eieren ophalen voor de Canadezen. Overal kreeg hij wat. Toen eieren bakken, ze maakten kleine vuurtjes en bakten ze. Ik liep een eindje verder en bleef bij de laatste tank staan. Een Canadees stond er bij en bekeek een portefeuille van een mof. Een foto van Hitler vond hij prachtig mooi. Er stonden ook nog meer bij, aan wie hij een sigaret gaf. Zijn sigarettenkoker was juist leeg, die kreeg ik. Ik kreeg ook nog twee sigaretten, die heb ik aan vader gegeven. Toen de Canadezen een paar uur later weer weg gingen ben ik weer naar huis gegaan. Het was juist 9 uur toen wij het eten gedaan hadden. De volgende morgen gingen er al weer tanks langs. Wij konden het haast niet wachten want het was een rommel. De vorige middag toen wij in de kelder zaten en meenden dat er brand was, was het een granaat die met een vreselijke ontploffmg uit elkaar sloeg. Hij was door twee muren heen gekomen. Er was een heel groot gat in de muur. Nu moesten we al die rommel opruimen. Hendrik kon niet helpen, omdat hij de vorige dag vertrokken was. Hij was wel vaker niet thuis geweest want hij werd gezocht omdat hij voor de ondergrondse werkte. Hij was ook ’s nachts in het veld, toen er van zondag op maandagnacht wapens en parachutisten naar beneden kwamen, tussen Schoonloo en Borger. Vrijdagavond kwam Hendrik pas weer thuis.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteur: H. Meijering
  • Bron: Oorlog en bevrijding in Borger
  • Uitgave van de Zwerfsteen, historisch tijdschrift van Stichting Harm Tiesing, 1995 nr. 1 en 2.
  • © Stichting Harm Tiesing

Originele reproductie van een tijdens de bevrijding uitgegeven strooifolder.