1. Home
  2. |
  3. Tweede Wereldoorlog
  4. |
  5. Oorlogstijd
  6. |
  7. Dokter in Oorlogstijd

Dokter in Oorlogstijd

0 Reacties

Als assistent van dokter W. Duursma kreeg ik op zondagmorgen s april 1945 een oproep om naar Westdorp te gaan voor de behandeling van gewonden. Ik ging er op de fiets naar toe en werd opgevangen door een Duitse officier, die mij eerst verwees naar drie gesneuvelde soldaten die in de voortuin van de familie Kuiper lagen om de dood vast te stellen. Ze waren dood, ik heb nog gezocht naar identiteitskenmerken, maar dat leverde niets op, alleen Levasseur had zijn naam op de binnenkant van zijn jas geborduurd staan. Toen beval de officier mij eerst de Duitse gewonden te behandelen. Er kwam een Wehrmachtsoldaat met een niet al te snugger gezicht aanstrompelen met een schot in de knie, maar hij wilde niet door mij behandeld worden. Dit stond de officier helemaal niet aan.

Verder was er nog een soldaat die in een lege aardappelkuil was gevallen. Hij dacht, dat hij een kogel in de schouder had, maar de schouder was uit het lid. Met een bepaalde houdgreep kreeg ik de schouder weer op zijn plaats. Vervolgens ging ik naar Café Eggens. Daar zaten twee lichtgewonde parachutisten op een bank en op de grond lag een “jongen”. Hij leek niet ouder dan 15-16 jaar, (hij was trouwens net 18). Hij wilde mij in het Engels uitleggen dat hij drie kogels in zijn lichaam had, maar als een Fransman Engels spreekt, is het zeer moeilijk te verstaan! Ik sprak hem in het Frans toe, wat ik op de U.L.O. in Borger zo voortreffelijk had geleerd en zijn gezicht klaarde op. Hij had een schot in de muis van zijn rechterduim, achter de rechterschouder en er zat een kogel in de rechter bilstreek, waar hij vreselijk pijn had. Geen wonder, want deze kogel had een deel van de zenuwstreng, die ook ischias kan veroorzaken, doorboord. Ik heb hem een morfineinjectie gegeven en de schotwonden steriel verbonden.

Toen zei hij tegen mij: “Over 2 á 3 dagen bent u bevrijd.” Op mijn vraag wat hun opdracht was, antwoordde hij: “Terroriseren en demoraliseren van de Duitsers.” Dat is ze zeker gelukt: de Duitsers kwamen Borger niet meer uit. De drie para’s moesten vervoerd worden naar Borger. Bertus Venema had een wipkar op gummibanden, die minder gevoelig was voor stoten, wij moesten nl. over de kanaaldijk, want de brug bij Westdorp was verwoest. Nu gingen er geruchten dat de Duitsers met een gevangene aan de wandel gingen en na een poosje terug kwamen zonder gevangene, die was dan “auf die Flucht erschossen”. Achter de wipkar liepen twee Duitsers met grote geweren, ik dacht: “Je kunt nooit weten wat ze van plan zijn, ik blijf bij de gevangenen.” Dat was misschien een wat onbezonnen daad. Op weg naar de brug bij Ees vertelde de “jongen” mij, dat hij uit Parijs kwam en dat zijn moeder weduwe was. Van de Duitsers hadden we geen last, dat waren aardige kerels. Zijn achtemaam kon ik niet verstaan. Wel: Jean Pierre en verder was het onduidelijk, hij was ook wat suffig van de morfine. Ik beloofde hem, dat ik zijn moeder zou schrijven, waar hij heel blij mee was. Zijn achternaam luidde: USSEGLIO. Het adres in Parijs was wel te verstaan en ik heb het in mijn hoofd geprent.

Zo kwamen we bij de brug naar Ees. Daar stonden ± 6 Duitse parachutisten, die aan onze begeleiders vroegen wat voor militairen op de kar zaten. Toen ze hoorden dat het “Fransozen” waren, ontstaken ze in grote woede, de scheldwoorden vlogen over de straat. De commandant kwam met getrokken pistoolmitrailleur op ons af en schreeuwde: “Fransozen, die schweinhunde, tod schiessen muss mann diese verräter und ins kanal werfen”. Toen zag hij mij en vroeg aan de bewakers wie ik wel was. Ze zeiden dat ik dokter was en dat de jongen in de bak van de wipkar veel pijn had. We keken elkaar een poosje recht in de ogen en toen gaf hij het sein dat we verder konden gaan. Op naar Café Santing, waar het hoofdkwartier was. Mijn vrouw en ik woonden toen in een gedeelte van de villa, bewoond door de familie Wichers, naast het huis van dokter Duursma. Mijn vrouw was bijna 8 maanden zwanger en maakte zich doodongerust toen ik zo lang wegbleef, terwijl het geratel van machinegeweren richting Westdorp en verder maar doorging. Mevrouw Duursma was bij haar als steun en samen hebben ze gele narcissen met een oranje hart geplukt in de grote tuin. Plotseling ziet mijn vrouw de wipkar en mij op de fiets er achter en ze rent al zwaaiend met de bloemen naar het hek. Of de Duitsers daar een demonstratief gebaar in zagen, weet ik niet, maar één van de twee militairen schreeuwde: “Halt oder ich schiesse !” en richtte zijn geweer op mijn vrouw. Ik schreeuwde ook: “Blijf staan” en zo liep het goed af.

In het café bevonden zich in de propvolle gelagkamer ongeveer 60 Duitse para’s. De twee lichtgewonde Fransen waren in het café het doelwit van scheldkanonnades en kreten van dat ze gefusilleerd zouden worden. Ik wist niet dat door de Duitse oppergeneraal Keitel een order was uitgevaardigd dat alle krijgsgevangen parachutisten en commando’s moesten worden gefusilleerd. Dat zag er niet zo best uit, een klein, fanatiek mannetje wou ze meteen mee naar buiten nemen om ze dood te schieten. Er ontstond een waar twistgesprek, totdat een lange militair zei: “De oorlog is gauw afgelopen, we verliezen de oorlog, waarom zullen we nog meer slachtoffers maken.” De twee gevangenen werden naar een zijzaaltje gebracht en samen met dokter Duursma moesten wij bij commandant Wilke komen, die het woord tot mij richtte met de vraag waarom ik de Franse parachutisten had behandeld. Mijn antwoord was, dat ik ook Duitsers had behandeld en dat ik als arts iedereen dien te behandelen die mijn hulp nodig heeft, ongeacht wie dat is: vriend of vijand. “Das ist korrekt,” zei hij. Hij bedankte ons voor de hulp en we konden gaan. Dokter Duursma was wat lozer dan ik en zei dat we geen praktijk meer konden doen, omdat onze fietsen, ondanks een Ausweis, alsmaar in beslag werden genomen door de Wehrmacht en dat wij een betere Ausweis moesten hebben. Herr Wilke deed wat nors, maar dicteerde aan een mindere toch een tekst voor een Ausweis, die ons in de laatste dagen voor de bevrijding van grote dienst is geweest. Herr Wilke zegde nog toe, dat de gewonden naar het ziekenhuis in Assen zouden worden gebracht. Het transport van Jean Pierre van de wipkar naar de zijkamer van Café Santing schijnt nogal ruw gebeurd te zijn; het was heel pijnlijk voor hem, maar toen zat ik bij de commandant.

Jean Pierre is via Duitsland naar Engeland gebracht. Daar is hij nogmaals geopereerd en in Parijs was dat opnieuw nodig. Door de gevoelloosheid van zijn rechter onderbeen vielen daar spontaan gaten in die niet wilden genezen. Als gevolg hiervan is dit onderbeen in 1948 geamputeerd en draagt hij thans een prothese. Mijn vrouw en ik hebben nog regelmatig contact met de familie Usséglio.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteur: A. Kinds
  • Bron: Oorlog en bevrijding in Borger
  • Uitgave van de Zwerfsteen, historisch tijdschrift van Stichting Harm Tiesing, 1995 nr. 1 en 2.
  • © Stichting Harm Tiesing