Voor mij ligt een brief van Jean Piene Usséglio, een Franse para, geschreven aan dokter Kinds. In deze brief heeft hij zijn spannende belevenissen bij Westdop opgeschreven. De redactie van de Zwerfsteen heeft mij gevraagd die brief ingekort weer te geven. Vanzelfsprekend komt Jean Pierre Usséglio daarbij ook aan het woord.
In de nacht van 7 op 8 april 1945 landen 2 regimenten Franse parachutisten in de provincie Drenthe op 200 km van het front. Hun opdracht is de opmars van Canadese en Engelse troepen te vergemakkelijken. Eén van deze parachutisten is Jean Piene Usséglio. Hij behoorde tot de “stick” (groep gedropte parachutisten) die in de omgeving van Westdorp terecht komt. Voordat hij tot para opgeleid wordt, behoort hij tot de ondergrondse (“Maquis”), die vanuit de bossen bij Orléans tegen de Duitsers acties ondemeemt.
In november 1944 vertrekt hij naar Engeland om in Ringway bij Manchester zijn para-opleiding te krijgen. Bij een sprong uit een Witley (een oude omgebouwde bommenwerper), breekt hij een been. Hij verblijft in het hospitaal, als zijn bataljon in de Ardemen wordt ingezet tijdens het Ardennenoffensief van de Duitsers. Pas in maart 1945 is hij zover hersteld, dat hij zich weer bij zijn kameraden kan voegen. Zij zijn inmiddels gestationeerd op een geheime basis “Mushroom Farm”, van waaruit de operaties plaats vinden. Hun commandant, brigade- generaal Calvert, komt de acties die in Nederland ondemomen zullen worden, uiteenzetten. (In 1985 was Calvert in Assen aanwezig bij de herdenking van de bevrijding van Nederland). Hij benadrukt, dat de missie niet enkel een ondersteuning van de oprukkende Geallieerden is, maar dat dit optreden van S.A.S.-brigade (Special Air Service) ook een mogelijk lijden van de bevolking van het bezette Nederland zal kunnen vermijden. Op 6 april zal er gesprongen worden, maar vanwege het slechte weer gaat de actie niet door. De volgende dag is het weer nog steeds slecht, maar het vertrek kan niet meer uitgesteld worden. De para’s gaan aan boord van een grote Stirling-bommenwerper.
“Dat is geen eenvoudige zaak, want we hebben onze parachute op de rug en onze Kitbag -een grote zak 35 kg. waar wapens, munitie en een rugzak in zitten – aan ons been. Het zitten op de bodem van de Stirling wordt nog minder comfortabel door de rukwinden en de luchtzakken, die het vliegtuig flink doen schudden. Luitenant André Simon breekt de eentonigheid van het wachten een beetje door een veldfles met alcohol rond te laten gaan. Plotseling geeft onze “dispatcher” het bevel te gaan staan, hij controleert de haken van de parachutebanden, doet het grote luik open en schreeuwt, zodra het groene licht brandt, het welbekende “Go”. Zodra de parachute zich heeft geopend, trek ik aam de ring die op de Kit-bag zit om te zorgen dat die aan een 3 meter lang koord beneden mij komt te hangen. Hoe ik ook trek, de Kit-bag blijft vastzitten aan mijn been. 1k besef dat deze haperíng voor mij bij de landing een fatale afloop kan hebben. Er staat nog steeds een harde wind, die mij met grote snelheid door het luchtruim voert. Op onverklaarbare wijze komt er toch beweging in de Kit-bag en hij komt te hangen zoals het hoort. Behoorlijk gerustgesteld daal ik verder. Er is in het geheel geen zicht; ik kan het terrein waarop ik terecht kom niet onder scheiden.”
Ondanks de pijnlijke elleboog die hij bij de landing oploopt, vindt hij, dat hij geluk gehad heeft, als hij bedenkt, dat hij bij slecht weer op een hoogte van 1.800 meter is afgesprongen. Onder nomale omstandigheden zou hij op een hoogte van 100 meter zijn gesprongen en zou de Kit-bag niet op tijd zijn los gegaan. Nadat hij zijn rugzak met munitie heeft gevuld, gaat hij met het kompas in de hand op pad om zijn kameraden te zoeken. Dankzij lichtsignalen van luitenant André Simon is de “stick” vrij snel bij elkaar. Men gaat op zoek naar een plek van waaruit kan worden geopereerd. Aangezien de vemoeidheid zich ook laat voelen, besluiten ze de plek waar ze zich bevinden te gaan gebruiken als rustplaats, daarbij beschutting zoekend achter de korenmijten. Als het licht begint te worden, zien ze luitenant Simon naderen met een Duitser bij zich, die hij in een naburige boerderij gevangen heeft genomen. De Duitse gevangene voert een paard en kar met zich mee. In de boerderij heeft de luitenant kunnen vaststellen, waar ze terecht zijn gekomen. Ook weet hij, dat de brug over het kanaal bewaakt wordt door een twintigtal Duitse soldaten. Als beide officieren van de “stick” voor meer infomatie naar de boerderij terugkeren, zien de anderen in de verte een groep fietsers aankomen. Als die zich ter hoogte van de boerderij bevinden, zien de Franse parachutisten, dat het Duitse soldaten zijn en om hun kameraden in de boerderij te beschermen, openen zij het vuur. De Duitsers zoeken dekking in de sloot langs de weg en zijn beter beschut dan de Fransen achter de korenmijten in het open veld. Deze proberen tijdens de rust, die er even heerst, te overleggen wat hun te doen staat. Plotseling staat één van hun kameraden op en zet het op een lopen in de richting van een groep bomen. Na een meter of twintig draait hij zich om en roept: “Faites ce que vous voulez, moije fous le camp!”. Doe wat je wilt, ik smeer ‘m! De achterblijvers weten, dat de situatie emstig is, vooral als ze zien, dat een Duitser er in slaagt op zijn fiets te ontsnappen en hard fietsend in de verte verdwijnt. Ongetwijfeld zullen er nu versterkingen komen; ze zullen zich moeten terugtrekken. De Duitsers in de sloot hebben zich intussen goed voorbereid en beginnen plotseling een tegenaanval. Zodra de para’s de eerste kogels horen fluiten, zien ze één van hun kameraden, Albert Le Saux, dodelijk getroffen in elkaar zakken. Als de Duitse aanvallers dichterbij komen vergeet de gevangene, dat hij gevangene is en schreeuwt aanwijzingen naar zijn landgenoten. Serge Levasseur, belast met zijn bewaking, wordt daardoor gehinderd aan het gevecht deel te nemen. Hij roept tegen Usséglio, dat hij de Duitser gaat neerknallen. Deze beduidt hem dit niet te doen. Kort hierop wordt Serge Levasseur dodelijk getroffen door kogels van de aanvallers. De gevangene, die merkt, dat er niet meer op hem gelet wordt, rent op het paard en de kar af en haalt voorzichtig een cylindervomig pakje uit de kar. Dit blijkt een in lappen gewikkelde baby te zijn.(Wat er van de baby geworden is, zegt het verhaal niet. J.W.)
“Ik ben intussen door verschillende kogels ernstig gewond geraakt en twee kameraden slepen me achter een korenmijt. Als “beloning” voor deze gevaarlijke en moedige daad krijgt één van mijn helpers een kogel in de voet.” Zijn terugtocht zal er niet gemakkelijker door worden. “Mijn beste kameraad, René Péron, heef zijn onafscheidelijke “Brengun” (altijd gebruikt in het ondergronds verzet in Frankrijk) ook voor de actie in Nederland meegenomen. Hoewel dit wapen erg zwaar en onhandig is, is het erg doeltreffend gebleken. Hij zal de terugtocht van wat er van onze “stick” over is dekken. Als hij zich wil laten bevoorraden en daarvoor Jean Delassale roept, blijft hij in diens naam steken en zakt vlak bij mij dodelijk getroffen in elkaar.”
Als de andere Franse parachutisten zich beginnen terug te trekken, schiet Usséglio zijn 44 Colt leeg op een Duitser, die Jean Delassale en Michel Besnard onder vuur neemt, als die proberen zich te verschuilen op een naburige akker. Omdat Usséglio veel last heeft van zijn verwondingen, lukt nauwkeurig richten niet, maar in elk geval wordt de Duitse schutter er door gehinderd. Dan duiken de Duitsers achter Usséglio op en wordt hij ontwapend. Jean Delasalle en Michel Besnard, die niet met de anderen zijn teruggetrokken, zien geen kans weg te komen en laten zich gevangen nemen. De Duitsers stoppen met vuren als ze denken de zaak onder controle te hebben. De Fransen die zich in de richting van het bos hebben teruggetrokken, laten met een laatste salvo horen, dat ze een veilige schuilplaats hebben bereikt.
“Mijn drie gedode kameraden René Péron, Serge Levasseur en Albert Le Saux worden op de kar gegooid, die sinds het aanbreken van de dag bij ons heeft gestaan. Ik zie voor de laatste keer mijn beste vriend René, wiens hoofd met de mond wijd open over de achterrand van de kar hangt. Ondanks het feit, dat ik ernstig gewond ben, word ik op een andere kar gegooid, die intussen naar deze plek is gehaald. Met de twee karren, Jean en Michel er lopend achter, en begeleid door Duitsers gaan we door het veld in de richting van Westdorp. Daar aangekomen, word ik in een zaal achter een toonbank gelegd en verzorgd door dokter Kinds uit Borger, die mij morfine toedient, omdat hij ziet, dat ik veel pijn heb. Hoewel we door een Duitse soldaat in de gaten worden gehouden, slagen dokter Kinds en ik er in enkele woorden in het Frans te wisselen. Vanaf dat moment weet ik, dat ik in hem een echte vriend heb, die alles in het werk zal stellen om er voor te zorgen mijn vrienden en ik niet gefiusilleerd zullen worden. Uit Borger komt het bevel, dat Jean, Michel en ik naar het Duitse hoofdkwartier overgebracht moeten worden, waarschijnlijk in de hoop, dat er van ons inlichtingen betreffende de operaties van de Franse para’s te krijgen zijn. In Engeland is ons ingeprent op geen enkele vraag antwoord te gewen. Ook al zouden we de vijand onjuiste informatie verstrekken, dan zouden ze toch snel achter de essentie van de actie komen.”
Dankzij de aanwezigheid van Kinds wordt Usséglio met omzichtigheid op de kar gelegd en kunnen zijn beide kameraden bij hem op de kar plaats nemen. Eén Duitser ment het paard en twee soldaten met geweer in de aanslag achterop de kar bewaken de gevangen. Wat Usséglio betreft, is deze bewaking overbodig, want met een botsplinter in het dijbeen, die in de heupzenuw prikt, zal hij het niet wagen er van door te gaan. Wanneer ze bij de brug gekomen zijn, worden ze aangehouden en ondervraagd door de commandant van de schildwachten,die allen gekleed zijn in het blauwe unifom van de Duitse luchtmacht. Zij worden woedend, als ze horen dat ze Franse para’s voor zich hebben. “Laten we die verraders fusilleren en in het kanaal gooien,” is de reactie. Deze reactie is voor Duitse soldaten begrijpelijk, want de Duitse maarschalk Keitel heeft het bevel gegeven alle commando’s die gedropt worden onmiddellijk te executeren. Waarschijnlijk beseft de commandant, dat bij parate executie een Nederlandse arts een hinderlijke getuige zou zijn en dat dode Fransen niet meer ondervraagd kunnen worden. Hij beveelt de schildwachten hen naar Borger te laten vertrekken.
“Tijdens het vervolg vam de rit ontstaat er bij de Duitse bewakers enige ontspanning en dokter Kinds, die naast de kar fietst, komt vlak bij mij en vraagt me tersluiks: “Wanneer zullen we bevrijd zijn”? Daar ik de plannen van het Canadese leger ken, antwoord ik: “Volgende donderdag.” Een paar dagen later zal blijken, dat dit ook precies de dag zal zijn. Als de soldaten weer een ogenblik wat minder opletten, vraag ik dokter Kinds mijn familie te schrijven zo gauw hij bevrijd is. Omdat we erg zachtjes moeten spreken, verstaat hij mijn achternaam niet, maar slaagt hij er in wel mijn voornaam en mijn adres in Parijs te onthouden. Mijn moeder heeft de beloofde brief ontvangen en deze behoort tot mijn dierbaarste herinneringen.”
Vroeg in de morgen van deze 8ste april vertrekt Kinds op de fiets om patiënten te bezoeken. Daar er nog veel geknetter van geweervuur in de omgeving van Borger is te horen, is mevr. Kinds erg ongerust. Deze ongerustheid wordt versterkt als ze het gerucht hoort, dat haar man fietsend naast een kar met een gevangen genomen Franse parachutisten is gezien en dat allen wel gefusilleerd zullen worden. Een buurvrouw probeert haar gerust te stellen door te zeggen, dat er zo vlak voor de op handen zijnde bevrijding allerlei onjuiste berichten in omloop zijn. Om haar wat af te leiden vraagt de buurvrouw haar wat te helpen bij het plukken van een boeketje narcissen. Terwijl ze zo bezig zijn, komt er een kleine stoet naderbij. Als ze vlakbij gekomen zijn, ziet mevr. Kinds haar man op de fiets naast de kar met de gevangen genomen para’s. Geëmotioneerd zwaait ze met een boeketje bloemen naar haar man. De Duitsers denken, dat ze de Franse bevrijders toejuicht en richten dreigend hun geweer op haar. Gelukkig blijft het alleen bij die dreiging. Kinds blijft de kar volgen tot het Duitse hoofdkwartier (vroegere café Santing), dat zo’n 60 meter verder ligt dan zijn woning. Hij is vastbesloten van de commandant de verzekering te krijgen, dat de Franse para’s niet zullen worden gefusilleerd en dat ze naar het ziekenhuis in Assen zullen worden gebracht.
“Bij het hoofidkwartier aangekomen, worden Delassale en Besnard naar binnengeleid. Ik, achtergebleven op de kar. word dadelijk door Duitse soldaten omringd díe, als ze het Engelse tenue zien, naar mijn nationaliteit vragen. Hoewel ik geen Duits spreek, begrijp ik de vraag en als ik zeg, dat ik Fransman ben, hoor ik aan alle kanten roepen: “De Gaulle, generaal de Gaulle!” Het doet me goed, dat zelfs in een dorp in Nederland alle vijanden om me heen de naam van de Franse premier kennen. Onder de Duitsers is er één die Frans spreekt en hij zegt: “Vous ètes tous des ordures de traítres francais, vous serez tous fusillés !” – Jullie zijn allemaal smerige Franse verraders, jullie worden allemaal gefusilleerd! Opgewonden soldaten halen me ruw van de kar en brengen me naar binnen. Dit veroorzaakt vreselijke pijn ondanks de morfine die me in Westdorp door dokter Kinds is toegediend. 1n de zaal waar ik ben neergelegd, bevinden zich behalve Jean Delassale en Michel Besnard een zestigtal Duitse soldaten. Zij beginnen tegen om te schelden en degene die Frans spreekt zegt: “Vous serez tous fusillés! Hitler aura la victoire!. Paris sera repris!” “Jullie worden allemaal gefusilleerd, Hitler zal overwinnen! Parijs zal heroverd worden.”
Intussen wordt Kinds ondervraagd door de commandant van het hoofdkwartier. Hij vraagt hem wat de reden is, dat hij de Franse parachutisten heeft verzorgd. Kinds antwoordt, dat hij als dokter geacht wordt zijn plicht te doen en dat hij de gelofte heeft afgelegd zich van elk kwaad en elke onrechtvaardigheid te onthouden. De Duitse officier aanvaardt de uitleg van Kinds en deze maakt van de gelegenheid gebruik om de verzekering te krijgen, dat de Franse gevangenen niet zullen worden gefusilleerd en dat ze naar het ziekenhuis in Assen zullen worden overgebracht. De commandant zegt, dat hij instructie zal geven, dat alles geregeld zal worden zoals Kinds heeft gevraagd. Dat de situatie zich in gunstige zin heeft gewijzigd, blijkt uit een aantal dingen: Een Nederlandse vrouw die in de zaal achter een toonbank staat, mag de gevangenen iets warms te drinken geven. Een Duitse soldaat die ziet dat Usséglio zich vanwege zijn verwondingen niet kan bewegen, tilt zijn hoofd wat op, zodat hij iets kan drinken. Een andere soldaat geeft Usséglio de foto’s die op de lichamen zijn gevonden van de kameraden Jean Delassale, René Péron en Albert Le Saux, die alle drie bij Westdorp zijn gesneuveld. Jean Pierre Usséglio schrijft de verandering in de houding van de Duitsers toe aan de inzet van dokter Kinds.
“Uiterst omzichtig word ik achterin een auto gezet, naast een Duitser die ook bij Westdorp gewond is geraakt. Talrijke inwoners uit Borger staan bij de auto en hun nieuwsgierigheid wordt gewekt door mijn purperrode baret. Ze weten heel zeker, dat de bevrijding nabij is. Met mijn gezonde hand maak ik het V-teken, als ons voertuig zich in beweging zet. Op elk spatbord zit een gewapende Duitser, want de vijand is bang, dat we onderweg naar Assen aangevallen zullen worden door mijn landgenoten, die overal in de omgeving actief zijn. Plotseling komt de gedachte bij me op, dat het wel heel onnozel zou zijn na zoveel belevenissen op het laatste moment door landgenoten gedood te worden.”
Na geopereerd te zijn komt Usséglio op een grote zaal terecht waar zich verschillende gewonde Franse para’s bevinden. De Fransen worden op transport gesteld naar Wesermünde bij Bremen, waar ze tenslotte door Schotten bevrijd worden. 20 mei 1945 worden ze naar Engeland teruggevlogen.
0 reacties