1. Home
  2. |
  3. Tweede Wereldoorlog
  4. |
  5. Verzet | Slachtoffers
  6. |
  7. Een ‘takje Drentse heide’ mee naar...

Een ‘takje Drentse heide’ mee naar Auschwitz

0 Reacties

Lina Dalsheim, geboren op 16 mei 1923, was het oudste kind uit het Joodse gezin van Filippus Dalsheim en zijn vrouw Vrouwkje Stern. Zij woonden te Borger aan de Hunebedstraat op het huidige nr. 16. Lina had een zus, Coba, en twee broers, Herman en Berthold. Haar hartsvriendin Greet van Dijk woonde in het tolhuis op de hoek van de Molenstraat en de Buinerstraat. Ze gingen samen op de lagere school, naar gymnastiek en logeerden bij de ooms van Lina in Zuidbroek. Na de ULO volgde Lina een opleiding tot verpleegster en werkte ze een tijdlang in een ziekenhuis in Amersfoort. Op 2 januari 1942 verhuisde Lina naar Apeldoorn, waar ze ging werken als leerling-verpleegster in de Joods psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch’ [AB] aan de Zutphenseweg. Dit betekende het begin van een uitgebreide correspondentie tussen Lina en Greet in de periode 1942-1943.

AB, 19 Jan. 1942. ‘Ik heb gisteren een pakje van thuis gekregen en wel met 2 nieuwe jurken. Een prachtige lichtblauwe zijen en een nachtblauwe met een wit kringetje. Hoe staat het leven in Borger? Bij mij gaat het goed hoor. Zondagmiddag zijn we met 4 jongens en 4 meisjes de bossen in geweest. Eén had een banjo bij zich. We hebben het echt gezellig gehad’. Ze schrijft dat ze ’s avonds met een grote groep in de ‘conver’ (conversatiekamer) hebben zitten gek doen; roddelen en jonge meidenpraat over jongens. ‘Maar dan moeten we ons haasten, want om 11 uur moeten we in onze bedden liggen. Ja, dat is nu eenmaal wel een strop’. Dan volgen een paar vragen over verschillende personen uit Borger; nieuwsgierig naar hun wel en wee. En ze gaat verder:’Verdorie, nu mogen we helemaal niet meer reizen, dat is wel een strop, want in augustus heb ik een week vakantie’.

Fragment brief:
Ik heb net …… van de schoenzolen. nr. 2,3
Hier zijn bijna …… van ons gemaakt. nr. 3.
wat fijn, dat …… een poot van Lina. nr. 4.

Ik heb net een pakje van Henny Weitering ontvangen en wel een trommeltje met knijpertjes. Zalig gewoon.

Binnenkort kunnen we ook niet meer fietsen, nu dan maar lopen maar dat is weer zonde van de schoenzolen.

Hier zijn bijna geen leuke jongens. Ik zeg bijna hoor. Zondagmiddag hebben we een reuze gijn gehad, met zijn achten, en hebben idiote foto’s gemaakt.

Wat fijn, dat de snoepbonnen weer geldig zijn he. Van een patient heb ik laatst een heerlijke tablet toffee’s. Wat een bof he!

Nu Greet, ik zet er een punt achter. Groet je alle bekenden van me, en dan zeg ik maar tot kijk maar weet niet wanneer dat is.

De groeten, een zoen, een poot van Lina

AB, 8 Juli ’42.

Ze vertelt over haar werk en zegt terloops dat ze weer in rang is gestegen. Ook vertelt ze dat ze tijdens de nachtdiensten lekker kliedert in de keuken. Met schaarse middelen probeert ze iets lekkers klaar te maken: ‘Van Houten kwasterene met aardbeien en dan een uitvinding van mij; nl. hele dikke gortmoutpap, totdat het stijf is met kersen, aardbeien en aalbessen, verder met suiker en kaneel. Heerlijk gewoon, we aten het bijna elke nacht’. Ook zijn er nog veel gezellige momenten. ‘Gisteravond was hier een muziekavondje, prachtige klassieke muziek opgevoerd door twee doctoren en een broeder. Erg mooi; het was dan ook doodstil’. Maar ook: ‘toch denken we direct weer aan nare dingen’. ‘telkens hoor je weer wat nieuws. Een vriend van me, Siem Theeboom (een gewone vriend hoor) die zijn zus, zwager en nichtje moeten nu dinsdag naar Duitsland. Nu is het kind ziek geworden en hebben ze een week uitstel, het is toch verschrikkelijk hè’.

Fragment brief: ‘Hier heerst tegenwoordig …… het in Polen’. nr. 13, 14.

Het is hier tegenwoordig een rotstemming, oppakkerij erg leuk hè. Uit de wacht ben ik met een heel stel zaterdag en zondag vrij; we willen er een leuke dag van maken en gaan dan maar wandelen, dit is veel moderner dan fietsen, want fietsen kunnen we alle dagen doen. Mijn fiets heb ik cadeau gegeven aan de Duitsers.

Dan heb ik tenminste nog een kans dat ik een nieuwe fiets krijg, ook al is het in Polen.

Zij vertelt dat ze boodschappen gaat doen in het dorp, want ze heeft nog een ‘A-broodbon en de snoepkaart is nog geldig’, en dat ze een foto laat maken; ‘Dat mag nu nog’.

Ook nu vraagt ze weer hoe het in Borger is en wat er allemaal te koop is. ‘Nu meisje lief, groet de hele fam. van me en verder alle bekenden, en schrijf me gauw een lange vrolijke brief terug. Nu Greet misschien tot kijk, een zoen en de vijf van Lina’.

AB, 29 Sept. 1942.

Ze begint met te zeggen dat ze naar afdeling G is overgeplaatst. ‘G is het ergste paviljoen, daar zijn de drukste mensen. Ik vind het er nu wel prettig, maar eerst kon ik niet wennen’. Ze schrijft dat het werk op afdeling G erg zwaar is. ‘s Nachts schrijf ik veel, het is nu 20 voor 1; nu en dan stop ik bijna de hele nacht, want altijd zijn mijn kousen kapot’.

Er wordt nog wel het een en ander aan ontspanning gedaan, maar ‘och veel gijn vind ik er niet aan, want je hebt tegenwoordig heus wel wat anders aan je hoofd. ’s Nachts eten we lekker’. Dan noemt ze een aantal artikelen op, die er nog zijn en waar je wel iets lekkers van kunt maken. ‘Veel surrogaat en rommel, hoor’.

Ook vraagt ze weer hoe het gaat met verschillende bekenden, en met Roelof, de broer van Greet, die te werk gesteld is in Duitsland. ‘Is hij al met verlof is geweest? Ja, een prachtwereld hebben we, dat kan ik je vertellen. Brr, gauw maar een ander onderwerp aansnijden, anders heb ik een pestbui, en dat zou jammer zijn’.

Ze is razend nieuwsgierig naar wat er in Borger gebeurd. ‘Greet, heb je nog wat aan het handje, ik versta hieronder verkering. Van Henny Weitering heb ik een brief gehad. Ze schreef: ‘dat jullie de laatste tijd veel prijzen met Volhouden hebt gewonnen’. Verderop vertelt ze dat een paar vriendinnen, Hillie Meier en Trientje van der Vlag bij haar zijn geweest. Ze vond het heel jammer dat ze maar een kwartier met hen kon kletsen, want haar dienst begon.

Trientje van der Vlag [1922] herinnert zich het bezoek nog heel goed. Ze logeerde met Hillie Meier bij Hillie’s broer Johan, die daar in de buurt werkte bij de Heidemij. Op de fiets gingen ze naar het Apeldoornsche Bosch, maar ze hadden niet afgesproken. Ze spraken een kwartiertje met Lina, maar daarna moest ze snel weer aan het werk. Trientje vond de hele entourage daar vreselijk; de behandeling van psychiatrische patiënten was toen heel anders als tegenwoordig. Enige tijd later is ze nog eens met de trein naar haar toegegaan. Lina had gevraagd om een tandenborstel en tandpasta, en dat heeft ze toen gebracht. Op het station in Apeldoorn ging ze in een coupé zitten met allemaal joodse mensen. Haar werd aangeraden om in een andere coupé te gaan zitten, omdat die coupé naar Westerbork zou gaan.

Fragment brief: Als pap met verlof …… nare toestanden.  nr. 19.

Als pap met verlof komt, ga ik waarschijnlijk naar huis, als ik tenminste een reisvergunning kan krijgen. Het zal me eens benieuwen. Roosje Cats mijn vriendin, is pas naar A’dam geweest, verschrikkelijk zeg, het is daar gewoonweg een hel, om daar in te moeten leven, een wonder dat we de laatste tijd zoveel nieuwe patiënten krijgen, als je ze hoort ’s nachts, meer dan bar, en dat alleen van de nare toestanden.

Cynisch eindigt ze met: ‘Mijn uitzet voor Polen is al kant en klaar, het is te hopen, dat ik er het volgend jaar mee kan kamperen’. Alle Joden die op transport gesteld werden, kregen via de politie of in een brief meegedeeld, wat ze als bagage mee moesten nemen, zoals kleding, ondergoed, schoenen en voedsel voor een aantal dagen.

Ook vraagt ze Greet weer naar een lange brief terug en een foto en eindigt met een groet voor alle bekenden en een zoen en een poot van Lina.

Op 2 oktober 1942 werd het gezin Dalsheim, bestaande uit moeder Vrouwkje Dalsheim-Stern en haar drie kinderen, Jacoba, Herman en Berthold opgepakt en weggevoerd naar ‘Kamp Westerbork’. Ook de familie Stern: oom David, Emanuel, Frouwkje en Maurits, die in het huis naast hen woonde hoek (Hunebedstraat-Ambachtstraat), moest zich melden in Westerbork. Verschillende buren van destijds voelen nog altijd het onrecht en de totale machteloosheid. Die dag werd manufacturier Jaap de Ruiter gevraagd om nog wat kleren te brengen. Hij vroeg of hij de kinderen zou mogen meenemen, maar werd afgesnauwd. Trientje van der Vlag, Lina’s vriendin van de ULO, herinnert zich de totale waanzin op die dag nog goed. Ze kwam bij de familie Dalsheim en haar werd gevraagd om een tas, met daarin een paar schoenen en pantoffels, mee naar huis te nemen en te bewaren voor ná de oorlog. Ze wilden haar ook een bontmuts meegeven, maar ze raadde hen aan die zelf mee te nemen. Hendrik Veld, de chefveldwachter in de gemeente, hield toezicht op het vertrek van de joodse families. Toen Trientje naar huis ging, kon hij het niet nalaten de inhoud van haar tas te controleren. Na hun vertrek werden de huizen verzegeld, maar ondertussen was er al huisraad verdwenen. Op 25 november werd ‘de woning van den Jood F. Dalsheim’ geïnventariseerd door de Buiner veldwachter Jan van Oudheusden, en op donderdag 26 november de woning van oom David Stern. De woning van Dalsheim is begin 1943 door de Duitsers verkocht. De Borgerder families Dalsheim en Stern en de families Nijveen en Cohem uit Drouwen zijn allen in Auschwitz omgebracht.

Na 2 oktober vormt Greet een nog belangrijkere verbinding voor Lina met haar vroegere leven in Borger.

AB, Dinsdag 6 Okt. 1942.

Deze brief begint ze met te bedanken voor de brief, die ze van Greet had ontvangen. Maar meteen hierna vervolgt ze met:’Je weet natuurlijk al dat Mam, Coba, Herman en Bé vrijdagnacht naar Westerbork zijn vertrokken. Zaterdag en zondag ben ik vrij geweest, toen ik dan zaterdag om 1 uur aan tafel ging, hoorde ik dat ze op een beestachtige wijze aan het oppikken waren geweest. Direct heb ik een telegram weggestuurd, om 7 uur ’s avonds kreeg ik bericht van het postkantoor in Apeldoorn dat ze vrijdag nacht waren vertrokken. Wat kon ik doen, NIETS, je staat helemaal machteloos. Direct heb ik toen een telegram plus expresbrief naar Vledder (waar haar vader gevangen was gezet) gestuurd en heb daar geen antwoord op gekregen. Zondagmorgen kreeg ik nog een briefkaart van Coba, dat ze ’s nachts naar Westerbork waren vertrokken. Maandagmorgen kreeg ik een briefkaart van Pap dat ook hij naar W. was. Ja, dan is het maar beter dat ze samen zijn. Direct heb ik een expres naar Westerbork geschreven, dat was alles wat ik kon doen. Ik vind het ook heel erg voor Oom David, zo’n oude man (hij was toen 81 jaar). Het zal me eens benieuwen of ze nu ook naar Duitsland of Polen doorgestuurd worden. Post heb ik nog niet van ze gehad. Oh Greet, wat was ik blij dat ik zaterdag en zondag vrij was, je kunt begrijpen, dat ik heel veel geschreven heb die dag. Ja, nu ben ik alleen en natuurlijk kom ik nu niet weer in Borger zolang er oorlog is. Jammer hè, misschien is het ook wel goed, want dan zie je steeds het huis en al die herinneringen, daar ga je toch maar kapot van. Dit is geen opgewekte brief hè, ik kan nog niet hoor, later misschien wel. Nu een paar vragen, kun je me schrijven wat ze nu met het huis gedaan hebben en of alles er nog in staat’.

Op 13 oktober moet een gedeelte van de medewerkers naar Amsterdam; daar  krijgen ze een stempel op het persoonsbewijs voor een vrijstelling (van deportatie). ‘Vader schreef nog in zijn laatste briefkaart dat ik in elk geval in het Apeldoornsche Bosch moest blijven, wat er ook gebeuren mocht’.

Ze kletst nog een beetje over vrienden en kennissen in Borger en waarschuwt Greet voor een bepaalde jongen. ‘Ik zeg je één ding Greet: Laat niet met je spelen. Want het is gevaarlijk, verder wil ik me er niet mee bemoeien’. ‘Zo Greet, ik eindig, want ik heb weinig zin. Oh ja, weer iets naars, mijn uitzet voor Polen heb ik klaar’. Onder aan de brief voegt ze nog toe: ‘van Simon (Hoogstraten, de vriend van Coba) net een brief gehad, hij schreef dat hij uit Westerbork een brief heeft gehad, Coba schreef dat ze Dinsdag 6 Oct. vertrekken zouden, dus denkelijk naar D.

AB, Zaterdag. [de datum ontbreekt]

In deze brief schrijft ze nogmaals over de deportatie. ‘Ik heb nu al 3x definitief bericht gehad, dat mijn ouders, Coba, Herman en Bé doorgestuurd zijn, ook de fam. Stern. Ik weet niet wat beter is, maar in Westerbork moet het verschrikkelijk zijn. Twee keer hebben ze al in een trein gezeten om doorgestuurd te worden, en iedere keer zijn ze weer uitgezet omdat het convooi te groot was, dat is erg zenuwslopend hè. Ja het leven is nu heus geen lolletje’.

Ze verwacht geen post meer van hen en vraagt zich af waar ze nu zullen zitten. In gedachten is ze erg bezig met hun huis in Borger. Ze vraagt aan Greet of het nog verzegeld is. Ze heeft een stempel in haar stamkaart gekregen en ‘ben voorlopig vrijgesteld, maar hoe lang dat voorlopig nog duurt, dat is juist de vraag’. ‘We krijgen steeds patiënten uit Westerbork; totaal verwaarloosd en vervuild, dat dat zo kan bestaan hè’.

Ze heeft leuke patiënten; één patiënt heeft een paar handschoenen voor haar gebreid en toegezegd ook nog een jumper te breien. Verder praat ze wat over koetjes en kalfjes en dan schrijft ze dat Simon nog steeds in Amsterdam is. Dat vindt ze een wonder. Ze stuurt een foto van haarzelf mee en besluit met ‘dag hoor, tot ziens durf ik er niet meer onder te zetten’.

AB, 25 Oct. 1942

Ze vraagt heel veel over vrienden en bekenden in Borger en of Greet haar heel veel nieuwtjes over Borger wil schrijven, want daar geniet ze enorm van. Ook vertelt ze dat ze het heel gezellig heeft met collega’s in de inrichting. Ze praat niet direct over de Joodse problemen, maar tussen de regels door merk je dat ze het allemaal een ‘rot toestand’ vindt. ’Gisteren is al het Chr. personeel wat hier nog was ontslagen’. ‘Als de oorlog gauw afgelopen is, en al komen mijn ouders niet terug, je kunt toch niet weten, dan kom ik, als ik er tenminste nog ben, geregeld in Borger hoor, wees maar niet bang’.

Hierna schrijft ze dat ze haar kast nog eens na wil snuffelen en kijken of ze nog iets voor Greet heeft, haar foto toestel heeft ze al weggedaan. Ze eindigt de brief als gebruikelijk, behalve dan dat ze nu zegt dat ze niet meer durft te zeggen: ‘Tot ziens’, maar wie weet, misschien sta ik de volgende week zo maar voor je neus; was het maar waar hè’.

AB, 16 Nov. 1942

De brief begint ze met Greet te feliciteren met haar verjaardag (19 nov) en ze hoopt het volgend jaar daarbij aanwezig te zijn. Ze schrijft dat ze de volgende dag met enkele vriendinnen/collega’s in het dorp boodschappen gaat doen en ook een cadeautje voor Greet gaat kopen. Het werk bevalt haar nog steeds heel goed en ook met de collega’s kan ze goed opschieten. Tussendoor merkt ze op dat het lang niet veilig is: ’Elk ogenblik vrezen we het ergste, maar tot nu toe is alles weer goed. En we zullen dan het beste maar weer hopen’. ‘Hoe staat het leven in Borger Greet. Ga je nog geregeld naar gym. Wij niet meer, onze leider zit alweer een maand in Westerbork, net hoor ik dat hij door is’. Over allerlei zaken maakt ze zich grote zorgen. Van Simon heeft ze al een week niets gehoord en ze vreest het ergste; de moeder van een kennis heeft ‘pap in de trein gezien toen ze doorgestuurd werden. Pap heeft nog iets tegen haar gezegd, maar dat heeft ze niet verstaan’, en ‘wonen er al mensen in ons huis’.

Fragment brief: Verder maar weer …. Dan nog iets van. nr.  8

Verder maar weer, het is nu maandag morgen half 10, ik lig nog in bed en zal dan meteen deze brief afmaken.

Verleden week heb ik me nieuwe schoenen gekocht, zonder bon met houten hakken en zolen, ik draag ze in het werk, want je slijt hier ontzettend veel.

De appels, die je me gestuurd hebt, ben ik zuinig op, ze smaken echt Borgers en dus fijn.

Het is gauw Sinterklaas he nu ik maak er niets en dan nog eens niets van.

AB, 18 Nov. 1942

Greet heeft haar een humoristisch verhaal geschreven over enkele bekenden uit Borger, want ze schrijft:’Ik heb gebruld van het lachen toen ik die geschiedenis had gelezen. Een meisje uit Amsterdam aan de koffietafel zat te huilen, want ze had slecht nieuws gekregen en ik was aan het schaterlachen’. Greet en Lina maakten wel eens een praatje met bakker Winter en zijn familie, en Greet heeft een tijdje bij hen gewerkt. Lina vraagt haar om hen de groeten over te brengen. ‘Het zijn aardige hartelijke mensen, en dat zegt wat in deze tijd. Oh, het is hier weer verschrikkelijk. Elke morgen sta je op en dan denk je weer, we zijn er nog. Nu zijn in Gelderland alle joden, die niet gesperrt zijn gisteravond opgehaald, wij in het Bosch zijn allemaal gesperrt, maar ook wij krijgen een beurt hoor’. De joodse mensen werden gesperrt , wanneer ze zulk belangrijk werk deden, dat ze onvervangbaar waren. Ook de mensen, die zo ernstig ziek waren, dat ze niet vervoerd konden worden, werden gesperrt. Later bleek, dat het alleen maar uitstel van deportatie betekende.

Na enig gekeuvel vervolgt ze: ‘Ja, meisje kon ik maar even met je verjaardag overwippen, ik verlang soms of heel vaak naar Borger, wat was het daar toch altijd mieters joh. Bericht van mijn ouders heb ik helemaal nog niet gehad, dat is verschrikkelijk hoor, steeds kijk ik uit naar de post, maar altijd vergeefs hoor. Van Geert Warring, dus tegenover ons, heb ik tegelijk met die van jou een fijne brief gehad, daar kikker je weer echt van op’.

Deze brief eindigt ze weer met een dikke pakkerd en een poot van je vriendin Lina.

 AB, 6 Dec 1942.

Lina begint de brief met goed nieuws; Simon heeft persoonlijk via de Joodse Raad post van Coba gehad.

Fragment brief : Lieve Simon …… Opper Silezië Polen.  nr. 27, 28.

Lieve Simon!

Ik ben in een kamp in Opper-Silezië. Ik ben gezond. Het eten is goed en uitgebreid. Het onderkomen is uitstekend. Er is hier veel werk. Men zoekt speciaal arbeiders op elk gebied. In het voorjaar wordt met de opbouw begonnen. Schrijf ook eens gauw. Wees gegroet en gekust van je Coba D.

Dus nu weet ik tenminste iets, ze schrijft niets van mijn ouders hè en ook niet van Herman en Bé.

Die zullen denk ik wel ergens anders zitten. Verder geloof ik weinig van die briefkaart, maar het is voor mij tenminste een teken dat ze leeft en dat ik weet waar ze is.

Haar adres is: Coba D., Lager Birkenau, bei Neu Berun Opper Silezie Polen.

In Amsterdam zijn 90 brieven aangekomen vanuit Polen, het is dan ook wel toevallig dat Simon iets gehoord heeft, schrijft ze. Dan gaat ze over op iets luchtigers. Ze vertelt van het Sinterklaas feest, dat ze hebben gehad in de inrichting. Een paar artsen waren Sinterklaas en Zwarte Piet. ‘We hebben ons rot gelachen. Vrijdag heb ik mijn rapport gekregen, ik had alles goed en was de beste van de eerstejaars zusters’.

Na een paar dagen gaat ze verder met schrijven: ‘Oh Greet, ik moet je iets verschrikkelijks vertellen. Vandaag was hier een transport uit Westerbork met 13 mensen, en wie was daarbij, schrik niet, Jacob Meyer uit Stadskanaal, een stuip kreeg ik joh, ik heb even met hem gesproken. Hij gaat hier nl. met een meisje uit Slochteren. Je kunt begrijpen dat ik geschrokken ben hè. Hij is al een hele poos in W., en werkt daar aan het ziekenhuis’. Weer vraagt ze aan Greet of er al iets aan hun huis is gebeurd. Terloops zegt ze dat ze een heel gezellige brief van Trijntje Stevens heeft gehad. En dan noemt ze de datum van 14 december, waarop deze brief verder gaat, maar de brief wordt niet afgesloten.

In de laatste brieven lezen we tussen de regels door dat ze erg gespannen is en vaak angstig. Ze kijkt elke dag uit naar  post van haar ouders of berichten van vrienden. Ook de kaart van Coba heeft, behalve dat ze weet dat ze in Polen is aangekomen en nog leeft, haar geen goed gedaan en ze  begrijpt heel goed dat hetgeen Coba geschreven heeft beslist niet met de werkelijkheid overeenkomt.

AB, 20 Dec. ‘42.

Lina bedankt Greet voor de ontvangen brief en vertelt dat ze in het dorp een foto van haar zelf heeft laten maken. Ze sluit een foto bij voor de fam. Winter. Ze is niet zo tevreden over de foto: ’ik ben niet zo, en vind hem veel te hemels’.

‘Met mij gaat het goed hoor,  maar hier gaan weer geruchten dat we weg moeten en dat het departement van Oorlog zich hier op het Bosch zal vestigen. Ik hoop maar dat het bij geruchten blijft’. Iets verder in de brief: ‘Zoals je weet zit Coba in Birkenau, ik weet niet waar pap, mam, Herman of Bé zitten, ze zullen wel niet bij elkaar zitten. Ja we leven in een moeilijke tijd en is afwachten wel het beste recept. Staat ons huis er nog net zo of hebben ze de meubels misschien al verkocht. Doe me een plezier, Greet en schrijf me de waarheid, ik kan er best tegen’.

Hierna gaat ze over op alledaagse dingen en informeert naar de familie van Greet en hun vrienden en vriendinnen.

In deze brief wordt ook duidelijk waarom ze schrok van de komst van Jacob Meyer [vorige brief]. Hij had een tijd geleden een oogje op Lina en schreef haar geregeld, maar zij vond hem een kwal en beantwoordde de brieven niet.

Verder vertelt ze dat ze het werk daar nog steeds prettig vindt. In maart of april moet ze examen doen, maar ze heeft er nog niets aan gedaan, want ze kan niet leren omdat ze zoveel aan haar hoofd heeft.

Na wat gezellige praat over interne zaken in de inrichting schrijft ze: ‘Ik zou best eens even naar Borger willen, momenteel kan ik wel een reisvergunning krijgen, maar dat gaat natuurlijk niet, want ik moet bij joden overnachten. Voor geen geld wil ik bij Jonas in Drouwen slapen’. Simon Jonas Nijveen mocht vanwege zijn gezondheidstoestand niet vervoerd worden. Op 10 april 1943 is hij samen met zijn dochter Rosa alsnog naar Westerbork afgereisd.

Ze eindigt de brief en sluit een briefje bij voor de familie Winter.

Toch gaat dan de brief nog verder met de mededeling dat ze de vorige week van Simon post heeft gehad. Hij schreef dat hij een briefkaart van Coba had gekregen, maar alleen de afzender en het adres had zij zelf geschreven; de inhoud was in het Duits getypt. Terwijl Simon blij was met dit levensteken,  was de waarheid totaal anders; Coba stierf op 31 december 1942 in Auschwitz Birkenau.

Fragment brief: Verleden week …….. afd. G blijven.  nr. 26

Verleden week hebben we weer een hele stel patiënten uit Westerbork gekregen, oh meid, wat zien die mensen er uit, verschrikkelijk joh.

De zusters, die ze opgenomen hebben, zijn zelf direct in het bad gegaan. Verleden week moest ik absoluut gekeurd worden voor de TBC afd maar ik wou niet en heb steeds geweigerd, nu mag ik gelukkig op G blijven.

Ze eindigt de brief als gewoonlijk.

Op 20 januari 1943 kwam het definitieve signaal voor de deportatie van alle Joden uit het Apeldoornsche Bosch. Op het station zou een trein van 40 wagons worden samengesteld, genoeg om 1500 mensen te transporteren. Personeelsleden realiseerden zich dat ze nog zouden kunnen vluchten. Waren ze bang voor de gevolgen of voelden ze zich moreel verplicht te blijven? Van de 350 personeelsleden vluchtte ongeveer de helft, evenals een aantal van de ‘betere’ patiënten. De rest werkte hard om pakketten voedsel klaar te maken en verpleegkundigen namen de verbandmiddelen, spuiten en injectievloeistoffen onder hun hoede. De Duitsers organiseerden het vervoer naar het station en om 5 uur in de ochtend van vrijdag 22 januari zaten alle patiënten in de ijskoude goederentrein. Bagage, levensmiddelen, medicijnen, alles was achtergebleven in de paviljoens. Om 7 uur vertrok de trein met ongeveer 1300 mensen en op zondag 24 januari kwamen ze aan in Auschwitz-Birkenau. Van niemand van dit transport is ooit nog iets vernomen.

Ongeveer 100 achtergebleven personeelsleden gingen op 25 januari op transport naar Westerbork, aangevuld met ongeveer 80 joodse mensen uit Apeldoorn. Waarschijnlijk heeft Lina ook tot dit transport behoord. Greet heeft vanuit Westerbork nog enkele kaarten van haar ontvangen.

In de laatste brief, waarover wij beschikken, rept ze met geen woord over Westerbork. De enige aanwijzing zou kunnen zijn dat ze spreekt over ‘vijf meisjes van het AB en ik komen in een klein kamertje, mieters joh, waar je al niet tevreden mee bent hè, denk maar aan een vies stookhok, dan weet je het wel’. Ze wordt daar te werk gesteld als verpleegster in barak H, dat is het ziekenhuis in Kamp Westerbork.

In al haar brieven heeft zij, ondanks haar eigen afschuwelijke problemen en onzekerheden, steeds aandacht besteed aan de familie van Greet en aan haar vrienden en vriendinnen. Jan, een broer van Greet, had in 1941 een ernstig ongeluk gehad. Hij was in de speeltuin van het Drouwenerzand uit een luchtschommel gevallen, waarbij hij een bloeding in het hersenvlies opliep. Door een te late verwijzing naar het ziekenhuis, raakte hij door de druk die de bloeding op de hersenen uitoefende, eenzijdig verlamd. Na een langdurig revalidatie kon hij weer thuis bij zijn ouders gaan wonen. Werken was er niet meer bij, maar hij kon zich nuttig maken o.a. met het bezorgen van het blad ‘Ons Sportleven’. In elke brief informeerde Lina naar de gezondheidstoestand van Jan.

24-5 1943.

Lieve Greet,

‘Eindelijk eens een brief. Hoe gaat het met je meid. Ik heb in een lange tijd niets van je gehoord. Dus Greet als je zin hebt, schrijf dan eens een lange brief terug. Met mij gaat het goed. Ik werk erg prettig. Typisch hè. Ondanks de hele rotzooi is het fijn om mensen te hebben. We hebben het erg druk, dat begrijp je. Soms ben ik ook doodop hoor. Maar enfin daar komen we overheen. Hoe gaat het met Jan, Greet, is hij nog in Beileroord. Hoe gaat het verder met je familie.

Jullie gaan niet meer naar gymnastiek hè. Ik hoorde het van Hilly Meyer. Ik denk wel, dat ik hier nog een poosje kan blijven, want ze zijn wel tevreden over mij: Ik ben blokhoofd over 50 mensen en doe alle bijzonderheden, maak met de dokter visite en geef injecties. Dus Greet, ik ben zo meisje àf hoor.

Fragment brief: Het eten gaat hier ……moeten we erdoor.  nr. 21

Het eten gaat hier wel hoor, het zal bij jullie ook wel niet zo leuk zijn, en het wordt steeds moeilijker. Van Mauw Stern heb ik voor een maand een kaart gehad. Hij is in Jachowischo, en werkt in de kolenmijnen, het eten is goed. Meer ook niet schrijft hij. Toch fijn hè om iets te horen, dus weer een levensteken. Van Coba heb ik zoals je weet eenmaal iets gehoord, van de verdere fam. niets.

Ook tante Sientje is hier geweest, ook zij is al lang weg. Ja kind, het leven is wel erg moeilijk maar toch moeten we erdoor.

Dan wil ze weten hoe het met ‘de liefde’ van Greet staat. Ze vertelt dat zij ook zo nu  en dan verliefd is, maar dat het altijd een fiasco is. Ze is altijd 3 dagen verliefd en dan is het weer uit, want ze vindt er geen gijn aan. Ook vraagt ze of Greet de groeten wil overbrengen aan de familie Winter, Trijntje Stevens , Dinie en Jackie. ‘We hebben hier ook een operatiekamer keurig ingericht. Verleden week ben ik naar een ribresectie geweest, geweldig interessant’. ‘Wat was het de laatste dagen prachtig weer hè, als ik vrij was, heb ik gezond en begin al bruin te worden’.

Van Simon heeft ze de laatste tijd niets gehoord. ‘Moos Gans is ook al een poos weg en zo gaan ze allemaal, maar toch ben ik niet bang, hoor, want hier word je ontzettend onverschillig, dat snap je zeker wel’. ‘Ik heb hier een stel leuke vriendinnen, tenminste nog een paar van ’t AB, vlak bij ons slaapt een Oma van 75 jaar, ze verzorgt veel voor ons.

Eenmaal per week beginnen we ’s nachts om 3 uur en zijn dan ook bekaf hoor. Wil je dan, het briefje wat ik hierbij insluit, aan Henny Weitering geven. Ja kind, het leven is wel erg moeilijk maar toch moeten we erdoor. Greet veel nieuws weet ik niet maar het is nu half 4 en om 4 uur moet ik alweer beginnen tot 7 uur en ben dan heerlijk vrij. Dan ga ik eten en ga dan tegen 9 uur naar bed. Eerst was ik me van top tot teen, want dat is wel nodig hoor en hier is water tot nu toe genoeg. Nu Greet, het allerbeste, groet alle goede bekenden van me, en vergeet vooral je ouders niet te groeten en Jan.

We zullen maar zeggen, tot kijk Greet en een zoen van Lina’.

Het allerlaatste levensteken was een kaart aan Greet, die Lina schreef kort voordat ze weggevoerd zou worden naar Auschwitz. Daarin schreef ze, dat ze een takje Drentse heide met zich mee zou nemen. Deze kaart is uitgeleend aan vriendinnen van Greet en helaas verloren gegaan. Op 31 augustus 1943 is Lina met de trein naar Auschwitz getransporteerd en waar ze, vrijwel direct na aankomst, op 3 september is vermoord. Op 16 mei 1943 was ze twintig jaar geworden.

Met dank aan Greet van Dijk voor haar bereidwillige medewerking en aan het Herinneringscentrum Westerbork.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.