De scholen in de gemeente Borger ontvingen via Burgemeester en wethouders van de gemeente van de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschappen en Cultuurbescherming o.a. de volgende circulaires:
17 september 1940
Het uitleenen van boeken, plaatwerken, enz. uit de schoolbibliotheken kan thans weder in vollen omvang worden hervat, echter met dien verstande, dat de hieronder nader aan te geven anti-Duitsche boeken, plaatwerken, enz. in het geheel niet meer voor uitleening in aanmerking mogen komen. Intusschen gelieve u zorg te dragen, dat binnen één week na de ontvangst van dezen brief uit de bibliotheek van de onder Uw leiding staande school(scholen) alle boeken, tijdschriften, plaatwerken, atlassen en dergelijke, welke een anti-Duitsche strekking hebben, zullen zijn verwijderd. De aldus verwijderde werken dienen, behoorlijk afgesloten, afzonderlijk te worden bewaard. Daarvan dient onverwijld te worden opgemaakt en aan mijn Departement te worden ingezonden een lijst, welke de namen der schrijvers in alphabetische volgorde bevat en achter den naam den titel, alsmede de plaats en het jaar van verschijnen. Indien geen enkel werk voor verwijdering in aanmerking komt, dient ook dat schriftelijk aan mijn Departement te worden bericht. Voor de behoorlijke nakoming van deze instructie wordt u verantwoordelijk gesteld. Te uwer oriënteering kan ik U nog mededeelen, dat onder werken met anti- Duitsche strekking dienen te worden verstaan die, welke toespelingen, opmerkingen, beweringen of verdachtmakingen bevatten, welke het Groot-Duitsche Rijk, zijn volk, zijn leiding, zijn politieke ontwikkeling en zijne houding ten opzichte van wereldbeschouwing en sociale economische problemen in discrediet brengen of daartoe geschikt zijn. Zoo worden onder de te verwijderen boeken onder andere alle werken gerekend van de volgende schrijvers: Den Doolaard, Van Loon, Zweig, Einstein, Familie Mann (Thomas, Heinrich, Erika, Klaus), Remarque, Sienkiewicz, (vooral de roman Die Kreutzritter), Schuschnigg, Tucholsky, Arnold Zweig, enz. Ik houd mij ervan overtuigd, dat anti-Duitsche werken als hierboven bedoeld in de meeste schoolbibliotheken in het geheel niet dan wel slechts in kleinen getale aanwezig zijn, zoodat ik aanneem, dat het zorgvuldig nakomen van de in dezen brief vervatte instructie u niet veel zorg en moeite zal geven.
16 december 1940
Ten einde ongewenschte toestanden op de scholen te voorkomen, verzoeken wij U, voor het vervolg te verbieden, dat leerlingen gedurende hun verblijf in de school of in de onmiddellijke nabijheid van het schoolgebouw insignes of andere onderscheidingstekenen te dragen.
22 januari 1941
De Duitsche overheid heeft medegedeeld, dat zij beschikt over aanwijzingen, welke duidelijk maken, dat zich hier te lande personen en groepen van personen bevinden, die zich aan sabotagehandelingen jegens de bezettende macht schuldig maken of deze voorbereiden. Mochten deze handelingen voortduren of een meer concrete vorm aannemen, dan zal de Duitsche overheid hiertegen op strenge en scherpe wijze reageeren. Op den ernst van deze ontwikkelingen wensch ik U met den meesten nadruk te wijzen. Een ieder behoort ertoe mede te werken, dat zij, die zich aan deze handelingen van sabotage schuldig maken, op het gevaar zoowel voor henzelf als voor hun landgenooten worden gewezen. Ik roep uw medewerking in om aan deze gevaren de noodige bekendheid te geven en om er in Uw omgeving met kracht toe bij te dragen, dat dit heilloos bedrijf met spoed wordt onderdrukt.
6 mei 1941
In de meidagen zal de herinnering der Nederlanders terug gaan naar de gebeurtenissen van een jaar geleden. Met rouw zullen wij allen onze dappere soldaten herdenken, die in 1940 hun leven voor het Vaderland gaven. Ik beschouw het als vanzelfsprekend, dat deze rouw niet door demonstraties, welke de bezettende macht als tegen haar gericht zou kunnen opvatten, wordt geschonden, Wellicht ten overvloede, wensch ik een ernstig beroep te doen op allen, die bij het onderwijs zijn betrokken of daarvoor verantwoordelijkheid dragen, om vóór den 10den Mei een woord van vermaning tot de schooljeugd te richten en haar duidelijk te maken, dat een stille herdenking van hetgeen is geschied niet slechts de waardigste, maar tevens de eenig toelaatbare uiting van onze Nederlandsche gevoelens is.
2 juli 1941
De laatste tijd worden op muren, schuttingen en andere dergelijke objecten veelvuldig opschriften aangetroffen, welke als vijandig tegen het Duitsche volk en zijn leiding kunnen worden aangemerkt. De bezettingautoriteiten hebben hierover hun ernstig misnoegen tot uiting gebracht. Aangezien moet worden vermoed, dat de daders vooral onder de jeugd gezocht moeten worden, roep ik Uw medewerking in om er in de scholen de jeugd nadrukkelijk op te wijzen, dat dergelijke baldadigheden verkeerd zijn en bovendien volkomen nutteloos. De jeugd ware er op te wijzen, dat met dit gedrag geen enkel waarachtig belang van ons volk wordt gediend en dat het in strijd is met de houding, welke tegenover de bezettende macht in acht genomen dient te worden. Bovendien is er van Duitsche zijde geklaagd, dat steeds meer groepen jongelieden, doorgaans jongens ouder dan l2 jaar, per rijwiel uitstapjes ondememen en zich daarbij in het openbaar op ontoelaatbaar demonstratieve wijze gedragen. Het zal goed zijn, wanneer de oudere leerlingen door hun leeraren en onderwijzers ernstig worden onderhouden over dergelijke misdragingen, en dat er daarbij op wordt gewezen,dat de politie opdracht heeft om tegen dergelijke demonstratieve handelingen krachtig op te treden. Ten slotte heeft de Duitsche Commissaris-Generaal voor de Openbare Veiligheid er de aandacht op gevestigd, dat de Nederlandsche nationale vlag (rood-witblauw) niet in den vorm van een fietsvlag mag worden gebezigd, aangezien dit door de bezettingsmacht als een demonstratie wordt beschouwd. De schoolkinderen zullen derhalve den raad moeten ontvangen, dergelijke vlaggetjes nietaan hun fietsen te voeren, terwijl het onderwijzend personeel er op zal hebben toe te zien, dat deze laggetjes in voorkomende gevallen van de fietsen worden verwijderd. Ik moge U verzoeken, nog vóór de intrede van de zomervacantie een vermaning in dezen geest te richten of te doen richten tot de schooljeugd.
16 augustus 1941
Bij herhaling wensch ik er op te wijzen dat het dragen van Duitsche onderscheidingsteekenen en uniformen in de scholen moet worden toegestaan. Het is voorgekomen, dat leerlingen, die gekleed waren in de uniform van de Hitlerjugend, van school werden verwijderd. Een dergelijke beslissing van de schoolleiding kan door de Duitsche Overheid onder geen voorwaarde worden geduld, en kan leiden tot zeer onaangename gevolgen. Ik verzoek U nogmaals dringend om er met de grootste nauwgezetheid voor te waken, dat zij, die in de school verschijnen, hetzij voorzien van eenig Duitsch onderscheidingsteeken, hetzij gekleed in eenig Duitsch uniform, geenerlei hinder ondervinden.
0 reacties