De tweede wereldoorlog was afgelopen. Vol goede moed ging de Nederlandse bevolking aan de slag om een nieuw Nederland op te bouwen. Dat viel niet mee. Er was grote armoede en er was niet genoeg te eten. Het eten was gerantsoeneerd (op de bon) en er was weinig te krijgen op die bonnen. Op het platteland in Drenthe had iedereen wel voldoende te eten. Veel burgers hadden een eigen groentetuintje, een varkentje op het hok, een paar kippen en wat konijnen. En bij de boeren was ook geen gebrek aan eten. Meer dan genoeg om de eigen monden te vullen. In de randstad en in de grote steden was dat heel anders. De hongerwinter van 1944/45 had men met veel kunst- en vliegwerk overleefd. Veel kinderen waren verzwakt en ondervoed en hadden voor de groei extra vitamines, rust en ruimte nodig. Dat was er thuis niet of onvoldoende. Vanuit de kerk werd naar oplossingen gezocht om de kinderen te laten aansterken en de ouders de handen vrij te geven om de wederopbouw van het land met voortvarendheid aan te pakken.
De eerwaarde dominee Albert Koops uit Assen was vanuit zijn standplaats in Borger/Buinen (hij was daar hulppredikant) als voorganger beroepen in Alblasserdam/Slikkerveer. Twee dorpen onder de rook van Rotterdam. Hij onderkende de behoefte die er in zijn gemeente ontstond en heeft, na overleg met de kerkelijke gemeente in Borger, een plan opgesteld om kinderen uit ondermeer Alblasserdam, Ridderkerk, Bolnes, Slikkerveer en IJsselmonde bij boeren en burgers in de gemeente Borger onder te brengen om ze daar te laten aansterken. In Alblasserdam werd een Interkerkelijk Comité opgericht waarin alle kerken samenwerkten. Ds. Koops heeft ca. 300 gastgezinnen in Borger en omstreken bereid gevonden een kind voor een korte tijd op te nemen in hun gezin. Op meerdere tijdstippen, ook reeds in de honger-winter, zijn er met hulp van het “Militair Gezag” transporten georganiseerd.
Een aantal jongens uit Rotterdam en omgeving heeft zich tijdens zijn verblijf in Drenthe onhebbelijk gedragen. Gevolg hiervan was dat veel pleegouders geen jongens meer wilden opnemen. Het Comité was genoodzaakt de uitzending van jongens per direct stop te zetten. De jongens die er waren kregen de mededeling zich als “kerels”te gedragen en niet als “vlegels”.
Die kinderen werden evacuées genoemd. Het plan werd een groot succes. Met vrachtauto’s, veewagens en bussen werden de kinderen vanuit de Randstad naar diverse plaatsen in Drenthe gebracht. Meestal voor een verblijf van enkele maanden.
Zij die gingen naar Borger
Dat waren een paar honderd kinderen. Helaas kon in de archieven geen lijst met namen worden gevonden van alle evacuées en hun gastgezinnen. Hier volgt een greep uit velen.
Plonie Opmeer-van der Steen heeft een lijst gepubliceerd met enkele namen van kinderen uit Ridderkerk, die in de Gemeente Borger zijn ondergebracht. Dat waren Johan van Capellen; Jenneke Plaisier; Sjanie en Leendert Romein; Rika en Plonie v/d Steen; Cornelis en Pieter de Koning; Lena Kooymans; Jan Labrijn; Pieter de Man en de familie Brandsma met hun 4 kinderen Bastiaan, Johanna, Pieter en Roelof.
De evacuées werden als normale kinderen in het dorpsleven opgenomen. Ze gingen naar school, deden mee in allerlei verenigingen en speelden met vriendjes en vriendinnetjes.
In Borger waren juffrouw Gimbergen en juffrouw Forsten de contactpersonen. Zij regelden de contactgezinnen. Ook Geert en Jantje Reitsema werd gevraagd of zij ook een kindje een tijdje in hun gezin wilden opnemen. Alhoewel zij een gezin hadden met een meisje van 3 jaar en een jongetje van 1 jaar durfden zij dat wel aan. Geert zei als wij 2 mondjes kunnen vullen ,dan kunnen wij ook wel 3 mondjes vullen. Doe maar een meisje van 6 jaar die zichzelf al kan redden.
Op zekere dag, zonder enige voorinformatie, kwam er een Canadese legertruck in Borger met kinderen uit de omgeving Rotterdam. De vrachtauto had geen banken. De kinderen zaten gewoon op de grond. De lijst met pleegouders werd tevoorschijn gehaald en de kinderen werden geplaatst. Bij het gezin Reitsema kwamen ze aan met een jongen van 12 jaar. Geen meisje, zoals was afgesproken. Wij hebben ons opgegeven voor een meisje van 6 jaar. Ja maar, de meisjes waren op. Moeder Reitsema was onverbiddelijk. Een jongen geeft teveel werk. Dan maar niet.
Greetje den Ouden uit Ridderkerk
De volgende dag kwam de organisatie toch nog met een klein schattig, tenger meisje met krullen aanzetten, Zij had een rieten koffertje aan de hand met kleding en een plakje brood. Zij was overgebleven. Meester Van Oosten had gezegd: “Breng die maar naar de familie Reitsema, dan komt het wel goed”. Het kleine meisje huilde en wilde naar huis. “Je mag niet weggaan”, zei ze tegen moeder Reitsema. Met, “nee dat doe ik ook niet” kalmeerde ze Greetje. Ze zat onder het ongemak (luis). Na een wasbeurt met jachtwater is ze bij dochter Harmke in bed gestopt. Ze is liefdevol in het gezin opgenomen. Dat was wel even wennen.
Het meisje heette Greetje den Ouden. Zij kwam uit Ridderkerk uit een gezin met 4 kinderen. Twee oudere broers, Joop en Jaap, en een jonger zusje Thea. Haar moeder, zij was weduwe, dreef daar een viszaak. Haar vader was in de oorlog verongelukt. Greetje was zeer gehecht aan Geert. Hij was de vaderfiguur. De familie Den Ouden kwam oorspronkelijk uit Scheve-ingen. Nagenoeg de hele familie (de Van der Toorn’s ) was visser en voer op een logger.
Greetje kon maar moeilijk wennen. De taal was vreemd. Het varken in de schuur stonk. Het tonnetje (wc) achter in de schuur vond ze maar vies. Ze had grote heimwee naar haar moeder. Die heimwee kon het gezin Reitsema niet wegnemen. Goed gezond en met een groot verlangen is zij, samen met de andere kinderen later per legertruck weer naar haar moeder teruggereisd. Toen Greetje thuis kwam had ze veel Drentse woorden geleerd. Ze zei: “Moeder mag ik een plakkie stoet in een puut, dan neem ik het wel met in mien buus”. De familie begreep er niks van. Daar is later nog vaak om gelachen.
De dankbaarheid van mevrouw Ger den Ouden (tante Ger zoals wij haar noemden) was onbeschrijfelijk groot. De hele familie, ook de Scheveningers, werden in de uitingen van dankbaarheid betrokken. Ze kwamen ieder jaar, ook met familie uit Scheveningen, Hoek van Holland en zelfs uit Zwitserland, naar Borger. Ook oude opoe Van der Toorn uit Scheveningen kwam wel eens mee in haar karakteristieke Scheveningse klederdracht. Dat was in Borger een bezienswaardigheid. Joop en Jaap raakten bevriend met Geert Warring en kwamen in de vakantie graag in Borger. Geert ging met hen mee naar het padenbos en “t’oal bossie” om in de bomen te klimmen en hutten te maken. Geert leerde hen eierzoeken en salamanders en stekelbaarsjes vangen. Een onvergetelijke tijd.
Wij zijn vrienden voor het leven geworden en beschouwden elkaar zelfs als familie. De band was hecht en warm. Tot op de dag van vandaag en dat is reeds ca 70 jaar lang komen de Den Oudens nog jaarlijks tante Jantje in Borger bezoeken.
Een avontuurlijke en gevaarlijke fietstocht van 2 meisjes uit Alblasserdam/Slikkerveer.
Er werden meerdere transporten georganiseerd, zowel in de hongerwinter, vlak voor het einde van de oorlog, als daarna. Juffrouw Gimberg en dominee Ras waren in het begin de contact- personen. In de winter kwam het eerste transport met 40 kinderen uit Alblasserdam/Slikker-veer met een bus van Sterovita (melkvereniging) in Borger aan. Zij bleven tot juni 1945.
Helaas konden niet alle kinderen mee. Twee meisjes, Jenny Plaisier en Rika v/d Steen, besloten op de fiets naar Drenthe te gaan. Aanvankelijk zouden ze met z’n vieren gaan, maar 2 meisjes uit Alblasserdam haakten af.
De fietsen waren voorzien van zogenaamde antiplofbanden. Dat waren banden van tuinslang, die niet lek konden gaan. Onderweg werd geslapen in hooibergen en in boerenschuren. In Hattem hebben ze bij een boerderij aangeklopt om te vragen of ze daar mochten slapen. Ze troffen een heel aardige boerenfamilie aan en mochten in een echt bed slapen. Van de boerin kregen ze brood met spek mee voor onderweg. Daar werd de boer kwaad over: “Ze moeten kaas, want spek kan hun maag niet verdragen”.
Toen ze bij de IJsselbrug aankwamen mochten ze van de Duitse soldaten de brug niet over. Na veel gepraat en gezeur is het de beide meiden op slinkse wijze gelukt over te steken. Als er vliegtuigen overkwamen doken ze in de sloot. In de buurt van Staphorst ging het achterwiel van één van de fietsen kapot. Een boer heeft hen toen met een “wupkar” tot Beilen gebracht. De volgende dag konden ze zich aansluiten bij een groep schoolkinderen die via Borger reisde.
Na een avontuurlijke en gevaarlijke tocht kwamen ze ondervoed aan in Borger. Dominee Ras en juffrouw Grimbergen hebben hen ondergebracht bij brugwachter Klaas Boer. Dokter Oeseburg drukte de pleegouders op het hart, dat de kinderen in het begin niet teveel mochten eten. De beide meisjes hebben het bombardement van de brug tijdens de bevrijding van dichtbij meegemaakt. Omdat het te gevaarlijk werd, zijn ze halsoverkop ondergebracht bij de families Beijering en Pots.
Jenny Plaisier, getrouwd met Jan Tielemans, komt nog elk jaar naar Borger. Ze verblijven dan meestal op camping Hunzedal en bezoeken de familie Pots (thans Geesje en Eppo) en andere bekenden uit die jaren. Het voelt als familie.
De andere kinderen waren ondergebracht bij ondermeer de families Hooiveld, Bartels, Beijering, Vlieghuis (Plonie v/d Steen), Boer, Koopman, Sanders (Gerda den Boer), Weitering (Rini den Boer), Meijer, V/d Vlag, Boelens, Schuiling, Dilling, Brouwer (Jan Labrijn), Kinds, Smegen (Kees den Boer, Leen Fidius en Greta Wigmore), Van Wijk, Eisses (Arend de Jong) en vele andere families in de gemeente Borger. Een groot deel van de bevolking van de gemeente Borger heeft de kinderen liefdevol opgevangen.
3 meisjes lopend uit Alblasserdam (reisverslag van Janny Beenhakker)
Op 6 maart 1945 vertrokken Marry Verhey (19 jr), Adrie v/d Linden (14 jr) en Janny Beenhakker (13 jr) lopend met hun koffers op elkaar getimmerd en vastgebonden op een wagentje met houten wielen vanuit Alblasserdam naar Drenthe. Een tocht van circa 225 km. Roggebrood en zelfgebakken koeken van suikerbietenafval als overlevingspakket mee. De eerste overnachting was in Montfoort, de tweede in Utrecht. Toen was het eten op en kregen ze een kop bloembollensoep in het ziekenhuis. De derde overnachting was bij een aannemer in Nijkerk. De vierde overnachting was in een leegstaande boerderij in Wezup.
Toen doorgelopen naar Staphorst. Adrie was onderweg ziek geworden en zat met hoge koorts bovenop de bagage van het karretje. De huisarts van Staphorst ving hen op en tracteerde op boterham met stroop. Hij zei dat Adrie eerst beter moest zijn, voordat de reis vervolgd mocht worden. De huisarts regelde onderkomen bij mensen in het dorp. Adrie werd ondergebracht bij de wijkverpleegster, Marry bij de bakker en Janny bij de dorpssmid.
De gastouders in Staphorst waren heel aardig en zeiden: “blijf hier maar”. Maar dat kon niet omdat in Borger gastouders wachtten. Na één week was Adrie hersteld en ging de tocht verder. In Spier werd bij een boer in het hooi geslapen. Daarna in één ruk door naar juffrouw Gimberg in Ees, waar ze op 20 maart 1945 uitgeput aankwamen. Janny werd ondergebracht bij de familie De Veen met hun kinderen Aaltje en Jan in Ees. Marry en Adrie gingen naar de familie Veenings en Wolf. In juli 1945 gingen ze, samen met de andere kinderen, in de bus terug naar Alblasserdam.
Pleegvader De Veen schreef ter geruststelling aan de familie Beenhakker het volgende: “Waarde vrienden. Uw dochter is gisteren bij ons aangekomen en maakt het goed. Zij is hier niet bij een boer, maar in een arbeidersgezin, maar wij eten ons hier nog wel zat hoor! En wat wij hebben, delen wij met zijn allen. Wees gegroet H. de Veen”.
Hele gezinnen werden in Borger opgevangen
Soms kwamen zelfs hele gezinnen naar Borger. In het laatste oorlogsjaar werd het gezin Hamers, vader en moeder Hamers met hun kinderen uit Amersfoort in Borger ondergebracht. Dit was een initiatief van Harry van Harderwijk, die als oud militair in de oorlog in de kost was bij de familie Hamers. Harry kende Borger via Gien Warringa. Vader en moeder Hamers en jongste dochter Henny werden ingekwartierd bij Kuiper. Vader Hamers was doofstom en kwam bij Jan Snel als schoenmaker aan het werk. Oudste zoon Jan was in de kost bij Snel en werkte daar ook, Dik bij Zomers, Tinie bij Pott en To Hamers bij Klaassens. Na één jaar verblijf in Borger zijn ze weer teruggegaan.
Albert Koops hulppredikant in Borger en later dominee in Alblasserdam huurde in de oorlog een kamer bij de familie Hooiveld (bij Aaltje, Gradus en Coba) in Borger. Hun boerderij stond naast de Gereformeerde kerk. In Bolnes woonde de familie Brandsma. Vader Jacob Brandsma was zeeman en was zelden thuis. Moeder Aaltje Brandsma-Verseveldt moest zien te overleven met 5 kinderen. Haar jongste kind Tineke was 2 jaar en was zo zwaar ondervoed dat gevreesd moest worden voor haar leven. Tineke was te klein en te zwak om alleen te gaan. Moeder moest wel mee. En de 4 andere kinderen dan? Ds. Koops wist dat de familie Hooiveld een vrije kamer (“zijn kamer”) had en heeft gevraagd of moeder Brandsma daar kon logeren. Voor vrouw Hooiveld geen probleem, maar 6 was toch teveel. Moeder en dochtertje Tineke (klein, schriel als een baby en vel over bot) kwamen in de vrije kamer. Dokter Duursma heeft een voedingsprogramma samengesteld om de kleine Tineke er weer boven op te helpen. En dat is gelukt.
Tineke is nadien nog een paar keer teruggeweest in Borger, maar verder is er geen contact gebleven.
Arend de Jong
In het kwartaalblad nr 1 van 2010 van de Historische Vereniging van West-Alblasserwaard vertelt Arend de Jong over zijn beleving als evacué. Mijn ouders hoorden dat er op 7 juli 1945 een bus vol kinderen naar Drenthe was gegaan om aan te sterken en dat er nog meer uitzendingen zouden volgen. Mijn moeder ging informeren of haar Arendje ook mee mocht, want hij had geen vlees meer op de botten.
Eén kind meer zou wel geen probleem opleveren en Borger zal zo’n kind heus niet terug-sturen. Snel werd een koffertje met kleren en wat voedsel gevuld en werd het 10 jarig schriel, ventje uitgezwaaid. We werden vervoerd in een veewagen, waarin wat stro was gelegd.. Net als bij het vervoer van koeien ging de achterste klep dicht en konden we alleen door enkele kieren naar buiten kijken.
Geradbraakt kwamen wij aan in Borger. Daar was het een drukte van belang. Je moest je naam opgeven en op lijsten stond aangegeven welk kind bij wie terechtkwam. Omdat ik niet was opgegeven, bleef ik alleen over. Er kwam gelukkig een melkventer langs die zei: “Ik vind wel een plekje voor dat ventje bij een van mijn klanten”. Onderweg zag ik de jongens van Tamerus lopen. Ze zeiden: “Wij gaan terug, hier blijven wij niet”. Ze zijn lopend naar hun ouders teruggegaan.
Na vele melkstops kwam ik uiteindelijk terecht bij de boerenfamilie Eisses in Ellertshaar, een klein gehuchtje vlak bij Borger. Heel aardige mensen. Ik kreeg direct wat te eten. Uit voorzorg werd mijn haar afgeknipt, omdat ze bang waren voor luizen. Gelukkig bleef nog een klein plukje haar staan. Ik heb meegewerkt op de boerderij en de dagen vlogen voorbij. Na 2 maanden zijn wij weer naar huis teruggegaan. Ondanks de goede zorg waren we toch allemaal verschrikkelijk blij, dat we weer naar huis konden gaan.
Verliefd, verloofd en getrouwd
Met de komst van zoveel jonge meisjes uit het Westen ontstonden er natuurlijk liefdes-verhoudingen. In Ees was bij de familie Jan Kinds een meisje uit Rotterdam Zuid ondergebracht. Zij vertelde dat ze twee zusjes had, die ook graag naar Ees wilden. Geen probleem. Jan Kinds regelde dat ook de beide zusjes in Ees kwamen. Bertus Kinds nam een meisje in huis en het andere, Gonda van Houwelingen, werd geplaatst bij bakker Beijering.
Gonda en Jan Sanders uit Ees vonder elkaar wel aardig. Langzaam groeide de relatie. Gonda kwam later regelmatig terug in Ees en hielp dan bij kruidenier Van Wijk in de winkel. De ouders van Jan stonden niet te juichen dat hun zoon een relatie opbouwde met zo’n Westers wicht. Stedelingen das niks. Jan moest voor zijn nummer naar Indië, maar zij bleven elkaar trouw. Na 2 jaar keerde Jan terug en is uiteindelijk met Gonda van Houwelingen getrouwd.
Kees den Boer uit Bolnes kwam bij de familie Smegen (met Geertje, Hillie, Willemien en Geert), die op de boerderij de Brugmaeth bij de Buinerbrug woonde. Kees werd knecht bij kruidenier Santing. Op de Borgerder kermis leerde hij Aaltje Haddering kennen. Aaltje, zus van Jan Haddering woonde aan de Achterweg in Borger. Kees en Aaltje trouwen en hebben later ook nog in het stationgebouw in Buinen gewoond. Zij kregen 3 kinderen. Hun zoon Arie den Boer woont in Borger
Ook Jan Lubbi trouwde met een evacuée. Zij heette Greetje Anneveld. Zij woonden op boerderij De Kamp, vlakbij de Buinerbrug. Roel Eggens uit Drouwen trouwde Hennie Pool.
Dank en waardering
Als blijk van dank voor het onderdak, dat de Borgerder bevolking gedurende de hongerwinter van 1944 – 1945 heeft verleend aan een 70-tal kinderen uit Alblasserdam/Ridderkerk, heeft de kerkelijke gemeente van Alblasserdam en Ridderkerk in 1946 aan de kerkelijke gemeente in Borger een raam in glas en lood met de beeltenis van de Barmhartige Samaritaan geschonken,met de veel- zeggende woorden: “Ik heb honger geleden en gij hebt mij te eten gegeven”.
Vandaag de dag, bijna 70 jaar later, komen nog steeds als blijk van persoonlijke dank en waardering vele evacuées en hun families naar hun gastgezinnen, waar ze zo gastvrij werden onthaald.
Tenslotte
In de Zwerfsteen van 1995, jaargang 9 nummer 1 en 2 is een artikel gepubliceerd van mevrouw G.F. (Gerda) van Gelder-Den Boer genaamd HONGERWINTER EN BEVRIJDING. Het verhaal van een evacué.
Met dank aan de vele gastouders van toen en evacuées die hun verhaal ten behoeve van dit artikel hebben verteld.
0 reacties