“Ik was toen pas vijf jaar.”
Borger, Buinen, twee namen die mooie jeugdherinneringen bij mij oproepen. De geur van brandend hout, kleurige klaprozen in een korenveld, doen mij denken aan dát stukje Drente, waar ik de laatste oorlogsmaanden met m’n vader doorbracht. In september 1944 bezochten m’n vader, die al weduwnaar was en ik zijn tante in Oosterbeek. Amper daar, braken hevige gevechten uit, de slag om Arnhem was begomen. Dagenlang verbleven we in de kelder. Mijn oud-tante, die door een granaatsplinter getroffen was, moest in een schietpauze naar het ziekenhuis worden vervoerd. Wij maakten van de gelegenheid gebruik te vluchten, zoals zovelen. Het gebied, rondom Oosterbeek, lag vol gesneuvelde soldaten. Lopend of rijdend op één of ander voertuig, slapend in boerenschuren, bereikten we na enige dagen de IJsselbrug, die achter ons gebombardeerd werd. Teruggaan was onmogelijk, de enige mogelijkheid was: verder trekken naar het noorden.
Met heel veel geluk bereikten we met z’n tweeën Borger. Een piepklein koffertje en een teddybeer waren onze enige bagage. We konden in huis komen bij de familie Wiegman, een weduwe, met twee al volwassen zoons. De naam Wiegman ben ik in correspondentie van mijn vroegtijdig overleden vader tegengekomen. Het huis stond, vrijstaand, aan een lange rechte straat met voortuintjes en, naar ik meen, daarvoor een slootje. In mijn herinneringen zie ik me buiten spelen met dorpskinderen in de sneeuw. Toen ik binnenkwam, zat mevr. Wiegman koolraap te schillen. Dat gerecht stond vaak op het menu. Niet alles zal te koop geweest zijn. Ik zie nog de stofkam, waamee ze ’s avonds mijn hoofdluis verwijderde, die ik onderweg opgelopen had. Gelukkig functioneerden de posterijen nog, zodat m’n vader af en toe wat geld van z’n Amsterdamse bankrekening kon opnemen. Aangezien het winter werd, konden we, o.a. daarmee, wat wintergoed laten maken of kopen. Omdat mijn vader de kans liep tewerkgesteld te worden in Duitsland vond hij het veiliger naar Buinen te verhuizen, ondanks dat iemand zijn kaart op het gemeentehuis had laten verdwijnen. Daar was hij erg blij mee, meneer Sagt bestond dus niet meer. We kwamen op een boerderij, bij een familie, vader, moeder en volwassen zoon. Pas twee jaar geleden ben ik, na een speurtocht, te weten gekomen dat het de familie Lups betrof.
Het vreemde was, dat in het dagelijks bestaan niet veel van de oorlogssituatie te merken was. De zorgen, die de ouderen ongetwijfeld hadden, gingen als kind aan je voorbij. Als kind vond je het prachtig om op een boerderij te zijn, naar de dieren te kijken en op het land, achter de boerderij, te spelen. Het mooiste van alles was de bedstee, waar mijn vader en ik in sliepen. Toen we bevrijd werden, moesten we achter de boerderij het veld in vluchten, omdat er op vluchtende Duitsers geschoten werd. Ik zat in een hoog, zwart wagentje, dat opeens beschoten werd. Iedereen sprong in een greppel, de zoon van de boer gaf me zo’n duw, dat ik er met kar en al in de greppel belandde. Waarschijnlijk heeft hij me het leven gered. Onze bevrijders, Polen heb ik me laten vertellen, hadden het wagentje voor een Duits kanonnetje aangezien.
Wanneer je ouder wordt, gaan je gedachten zich meer met het verleden bezighouden.Bepaalde vragen zijn nog niet beantwoord, je wilt graag alle stukjes van de puzzel op z’n plaats zien vallen. Dertien jaar geleden heb ik al een poging gedaan, toen we een dagje uit waren met de kinderen. We waren niet ver van Borger af, waar ik persé heen wilde, om het oude huis van de familie Wiegman te zoeken. Dit bleek ondoenlijk, alles was zo veranderd. Bij navraag bleek een familie Wiegman te zijn teruggekeerd naar Borger. Het was één van de zoons van mevr. Wiegman en z’n vrouw, toendertijd zijn verloofde. Toen we daar die namiddag aankwamen,stond ze toevallig buiten, ze herkende me direkt, wist zelfs mijn naam. Dit kwam, omdat ik op m’n vader lijk. Bij het ophalen van oude herinneringen vroegen we of ze de naam van de familie in Buinen wisten. Dat bleef voorlopig een raadsel, de fam. Wiegman kon ons dat ook niet zeggen. Wel zijn we langs het oude huis van de familie Wiegman gereden, nadat ons uitgelegd was, hoe we het konden vinden. Twee jaar geleden zijn mijn man en ik drie dagen naar Drenthe gegaan, om de boerderij van de onbekende familie te zoeken. Ik had zo’n gevoel van “nu of nooit”, omdat het anders te laat was, de betrokkenen konden overleden zijn. Ik wist nog dat het huis, één van de eerste boerderijen, links van de weg van Borger naar Buinen stond, met erachter alleen maar velden. Toch kon ik de boerderij niet vinden. Ik wist niet meer hoe het huis eruit zag. De weg Borger naar Buinen loopt nu anders en tenslotte was ik toen pas vijf jaar.
Mijn man vond dat er geen terugkeer mogelijk was nu we zover gekomen waren. Aanbellen bij oudere mensen, die die tijd nog hadden meegemaakt bleef de enige mogelijkheid. Misschien herinnerden ze zich mijn vader en mij, wisten ze welke boerderij bedoeld werd en konden ze vertellen of de zoon des huizes nog leefde. Ik vond het genant om aan te bellen en was niet verbaasd dat er na ons verhaal even vreemd werd gekeken. De familie waar we zo toevallig terecht waren gekomen, heette Hagting. Ik liet mijn gegevens achter, mevr. Hagting beloofde navraag te doen. Zelf konden ze mijn vraag niet beantwoorden. Tot onze verbazing stond de naam van de heer Lups en z’n telefoonnummer al op het antwoordapparaat bij onze thuiskomst. De familie Lups bleek al jaren niet meer in de omgeving te wonen. De heer Lups was erg verheugd wat van mij te horen na al die tijd. Hij en z’n vrouw wilden graag langskomen om de kennismaking te hemieuwen. De periode Borger en Buinen moet een onuitwisbare indruk op me gemaakt hebben. Ik was verbaasd wat ik, tijdens de gesprekken met de heer Lups, zelf nog wíst. Dat zelfde jaar besloten we na een tegenbezoek, waarbij ook weer bleek dat we het goed met elkaar konden vinden, met zijn vieren naar Drenthe te rijden. Dat was met recht een tocht naar het verleden, waar ik intens van heb genoten. Onderweg heeft de heer Lups van alles verteld. De boerderij heb ik gezien, helaas aan de buitenkant, er was niemand thuis. Wat had ik graag even om het hoekje gekeken! Het huis zelf, dat verbouwd was, had ik nooit herkend. Maar de lokatie klopte aardig. Het contact met de familie Lups, de foto’s toen genomen, houden de herinnering aan die tijd extra levend.
0 reacties