Een onderduiker in huis. Het was eind 1942 toen er veel veranderde in ons dagelijks leven. Mijn broer Willem kwam bij ons met de vraag of we niet een poosje een onderduiker konden verbergen. Mijn ouders waren hier niet zo erg op gesteld, maar na lang aandringen van Willem werd besloten toch maar aan zijn wens te voldoen.Het was immers maar voor een paar weken, dan had hij wel een andere plaats voor hem.
Het bleek een joodse man, genaamd Jaap Krammer, te zijn. Hij was door de Duitsers opgepakt in Groningen en afgevoerd naar een werkkamp bij Kloosterhaar. Hieruit wist hij met enkele anderen te ontsnappen. Hij ging weer richting Groningen (hoe is mij niet bekend), maar bij ons kwam hij vanaf zuidlaren op de fiets in de stromende regen. Intussen had hij vemomen dat zijn vrouw en zijn jonge kinderen door de Duitsers uit hun huis waren gehaald en naar Westerbork gebracht. Hij was hierdoor zo teneergeslagen, dat hij zichzelf ook maar wilde melden. Gelukkig konden we hem overhalen dit niet te doen. Ook zijn ouders uit Coevorden waren opgepakt. Van hen is niemand teruggekomen, ze zijn allen omgekomen in de gaskamers.
We hadden boven een kamer voor hem ingericht, waar hij kon eten en slapen. Het liep tegen de winter en de huizen waren toen nog niet voorzien van C.V. en waterleiding. Toch werd er op de één of andere manier een kacheltje geplaatst, zodat Jaap Krammer niet in de kou hoefde te zitten. Warm en koud water om zich te wassen en te scheren heb ik hem altijd boven gebracht. Hij bracht zijn tijd door met het lezen van veel boeken en wat er verder maar te lezen viel. De eerste weken kwam hij nog wel beneden om te eten en ook ’s avonds kwam hij wel in de kamer. Maar toen we een neefje (Willy) uit Schiedam te logeren kregen omdat het daar zo slecht was, kon dat niet meer. Willy mocht natuulijk niet weten dat wij een onderduiker hadden. Hij heeft het tot de bevrijdring ook nooit geweten. Krammer kwam nu alleen nog ’s avonds naar beneden en ging dan bij donkere maan ook wel de tuin in om de benen even te strekken. Op een goeie dag kwam Willy hem tegen op de trap. Hij zei tegen mijn moeder dat er een vreemde man op de trap was. Mijn moeder zei tegen hem dat het iemand van het elektrisch was die de zaak even moest controleren. Verder werd er niet meer over gepraat. Zo bleef het een spannende tijd. Als het soms te gevaarlijk werd, i.v.m. huiszoekingen enz. ging mijn vader ’s nachts met hem het veld in, b.v. naar de “Westerlan’n” of naar het bos, waar hij soms ook wel een paar dagen bleef.
In 1944 kregen we een Duitse officier ingekwartierd. Dat gaf natuulijk weer veel problemen. Hij kwam gelukkig alleen om te slapen. Hij kreeg geen sleutel van de voordeur, maar kon netjes aanbellen als hij ’s avonds of ’s nachts thuis kwam. Ook mocht hij van moeder niet verder komen dan de hal en zijn slaapkamer. Hij heeft zich hieraan correct gehouden. We hadden beneden een slaapkamer waar mijn ouders sliepen; die verhuisden nu naar de voorkamer. De inkwartiering is gelukkig niet van lange duur geweest. Na ongeveer drie weken was de officier weer vertrokken. Dit was natuurlijk een hele geruststelling.
Eind 1944 kregen we evacués uit Limburg. Op een zondag kwamen ze het dorp binnen, te voet, met paard en wagen, enz. Bij ons kwamen opa en opoe Janssen uit Siebengewald. Hun zoon werd, met vrouw en kinderen, elders in Buinen ondergebracht. De volgende dag waren de oudjes 50 jaar getrouwd. Niettegenstaande de vermoeiende reis die ze achter de rug hadden, werd er toch een klein feestje gevierd. Moeder bakte een taart en er was ook nog wel wat bowl in de kelder. Na de bevrijding zijn Geertje Haddering en ik een paar weken naar Limbug geweest en hebben we de bruiloft nog eens dunnetjes overgedaan.De oudjes gingen meestal vroeg naar bed, zodat Jaap naar beneden kon komen en eventueel naar buiten. Op een goeie dag kreeg hij last van zijn gebit en is hij met de bus naar de tandarts in Groningen gegaan. Gelukkig is alles goed verlopen en keerde hij weer veilig naar huis terug.
Eindelijk, 12 april 1945 werden we bevrijd door de Polen. Na twee en een halfjaar kon Jaap Krammer tevoorschijn komen. Velen keken vreemd op want niemand had geweten dat er bij ons een joodse onderduiker was geweest. Het was een moeilijke en spannende tijd, maar gelukkig is voor ons alles goed afgelopen. Wij hebben ook altijd een goed contact met onze onderduiker gehouden. Hij is later hertrouwd en in 1987 op 83-jarige leeftijd overleden.
0 reacties