Knokploeg De Hondsrug

0 Reacties

In het hierna volgend artrikel wordt het verhaal verteld van de Knokploeg De Hondsrug, die een overval op het gemeentehuis in Exloo uitvoerde. Deze operatie liep in alle opzichten verkeerd af. Niet alleen werd het doel – de vernietiging van het bevolkingsregister – niet gehaald, ook moesten de knokploegleden hun verzetsdaad met de dood bekopen. Voor dit verhaal kregen de auteur en zijn mede-onderzoekers toegang tot de archieven van de Bijzondere Rechtspleging van het Ministerie van Justitie. Dit bijzondere speurwerk stelde hen in staat de overval in al zijn tragische details te reconstrueren.

De brand van het gemeentehuis in Exloo1

Op 27 maart 1943 vond in Amsterdam een overval plaats op het bevolkingsregister. Na de overmeestering van enkele bewakers werden grote stalen bakken uit de karthoteekkasten gehaald en werden vijf ontploffingshaarden aangelegd. Verder werden automatische ontstekingen aangebracht en grote aantallen kaarten met benzol overgoten. De gevangen genomen bewaarders werden naar buiten gebracht, waarna om 23.00 uur de daders het gebouw aan de Plantage Kerklaan verlieten. De aanslag slaagde en de Amsterdammers vonden het prachtig. De daders werden na enige dagen gearresteerd, nadat een gevangen genomen koerier had doorgeslagen. Op 2 juli 1943 werden zij gefusilleerd.2

Dr. L. de Jong heeft in zijn standaardwerk over de recente oorlogsgeschiedenis een duidelijk onderscheid gemaakt tussen verzet en illegaliteit. Hij definieerde het verzet ruim door te stellen, dat een ieder die zich op enigerlei wijze keerde tegen de bezetter verzet pleegde. Onder illegaliteit worden die daden verstaan, die door de bezetter als strafbaar werden gezien.3 De daad in Amsterdam was duidelijk één van de illegaliteit.

In maart 1943 had in het gehucht Oshaar bij Meppel een bijeenkomst plaats, die leidde tot de oprichting van een Knokploeg (KP) in Meppel. Enkele staaltjes van gewapend verzet zorgden alom voor bewondering. Zo werd een lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) die onderduikadressen had verraden doodgeschoten. Ook werden overvallen georganiseerd op plaatselijke bureauhouders en distributiekantoren. De activiteiten van de KP uit Meppel stimuleerden verzetsactiviteiten elders in de provincie. Ook op de Hondsrug formeerde zich een Knokploeg: De Hondsrug. Leden van deze Knokploeg kwamen uit Borger: Rendert de Poel en Jans Diemer; uit Odoorn: Andries Diepenburg; uit Exloo: Wessel J. Knot; uit Stadskanaal: Anne Rutgers en Johannes Vis en uit Valthermond: Roelof Tuin. Behalve deze zeven mannen zouden ook Ulbe E. Bruining, Pieter van Laarhoven en Geert Por tot de groep hebben behoord. Van Laarhoven was namens de KP uit Meppel bij de mannen op de Hondsrug gedetacheerd.4

Na een mislukte brandstichting in het gemeentehuis van Stadskanaal werden plannen beraamd het gemeentehuis van Exloo in brand te steken. Dit zou moeten plaatshebben in de nacht van 17 op 18 juni 1943. De bedoeling was het bevolkingsregister te vernietigen, waardoor de uitzending van arbeiders naar Duitsland zou stagneren. De plannen hiertoe waren beraamd in de woning van De Poel in Borger. Wessel Knot zou als leider van de distributiedienst op 17 juni 1943 de deur van de kluis open laten staan. Gemeente-ambtenaar Andries Diepenburg zou de pennen van de ramen van het gemeentehuis wegnemen, zodat de brandstichters, Johannes Vis en Anne Rutgers, het gemeentehuis in brand konden steken. De benodigde benzine zouden ze krijgen van Roelof Tuin uit Valthermond.

Door een samenloop van omstandigheden was op 17 juni 1943 de kluisdeur gesloten. Het in brand steken van het gemeentehuis had daardoor geen zin, omdat de kluis brandwerend was. Men besloot toch het plan door te zetten, maar moest daarvoor wel in het bezit zien te komen van de sleutel van de kluis. Wessel Knot ging daarom op deze avond naar de woning van een distributieambtenaar in Odoorn. Deze was namelijk in het bezit van de enige sleutel van de kluis. Hij lokte de man met een ambtelijke opdracht mee naar de woning van gemeente-ambtenaar Diepenburg, eveneens in Odoorn, waar zij omstreeks 21.00 uur aankwamen. Hier waren Rutgers en Vis reeds aanwezig. Onder bedreiging met een pistool gaf de distributie-ambtenaar de sleutel af. Later op de avond, na de brandstichting, heeft men hem de sleutel teruggegeven.

De brand

Omstreeks 1.00 uur ’s nachts hoorde de vrouw van gemeentebode Jacob Sluiter wat lawaai. Zij maakte daarop haar man wakker. De gemeentebode woonde met zijn vrouw achter in het gemeentehuis. Die nacht had hij zijn 85-jarige schoonmoeder als logée in huis. Toen Sluiter net wakker was, hoorde hij een harde klap. Later bleek dat het raam te zijn geweest, waarmee Rutgers en Vis hem met opzet wakker hadden willen maken. Er mochten immers geen slachtoffers vallen. Sluiter ging ongekleed naar beneden en trok de deur die toegang gaf tot het gemeentehuis open. Hij merkte, dat er met benzine was gewerkt. In de gang brandde met uitzondering van enkele deurmatten niets. Wel waren er veel vonken. In een kamer zag hij vlammen. Hij liep toen naar de buren om hulp te halen. Met moeite wist men de 85-jarige schoonmoeder van Sluiter uit het brandende pand te redden. Ondertussen waarschuwde de buurman, landbouwer Warrink, een brandweerman. Deze zette meteen de sirene aan en ging met zijn zoon en dochter naar de brandplaats. Hier zag hij dat het gemeentehuis op vier verschillende plaatsen in brand stond. In de kluis bleek ook een brandhaard te zijn. Hier was benzine uitgegoten over een papiermand die onder een tafel stond. Twee brandweermannen zagen dit en besloten toen met een ladder de kluisdeur dicht te drukken. Hierdoor doofde de brand in de kluis door een gebrek aan zuurstof . Door dit attent ingrijpen (!) van de brandweermannen werd de inhoud van de kluis, het bevolkingsregister, gered. Direct daarop werden wethouder J.F. van Gemer en gemeente-ambtenaar Diepenburg, beiden wonend in Odoorn, gewaarschuwd.

De Sicherheitsdienst (SD)

Dezelfde nacht werd Hendrik de Kruyff, rechercheur bij de SD te Assen, uit zijn bed gebeld door de SD-er Dietrich Heinrich L. Ohlhoff, Postenführer van de SD aldaar, die hem de opdracht gaf zich onmiddellijk naar Exloo te begeven, waar het gemeentehuis in brand was gestoken. Hij moest zich ter plaatse vervoegen bij de Provinzial Beauftragte (de hoogste Duitse ambtenaar in de provincie) en de Polizei-offizier König. De Kruyff reed daarop met zijn auto naar Exloo. Bij het afgebrande gemeentehuis werden hem enige details meegedeeld door zijn Duitse collega. Het eerste wat hij hoorde was, dat de kluis intact was gebleven. Verder werd hem verteld, dat er maar één sleutel van de kluis was en dat deze in het bezit was van een distributie-ambtenaar. Hij moest deze man maar goed aan de tand voelen en arresteren, aldus zijn Duitse collega.

De Kruyff begon die morgen zijn onderzoek. Hij nam plaats in de serre van hotel Cats en ondervroeg verschillende ambtenaren.

Een brandweerman vertelde De Kruyff dat hem was opgevallen, dat de houder van de sleutel van de kluis, de distributie-ambtenaar, al snel na het uitbreken van de brand ter plaatse was geweest. Volgens hem zou de distributie- ambtenaar al voor het uitbreken van de brand uit Odoorn moeten zijn vertrokken. Wethouder J.F. van Gerner, die in Odoorn woonde en gealarmeerd was, was op dat moment nog niet eens aanwezig. Deze getuigenis kwam niet overeen met de werkelijkheid. Uit andere getuigenissen kwam duidelijk naar voren, dat de distributie-ambtenaar pas veel later in Exloo arriveerde. De brandweerman kan zo zijn vermoedens hebben gehad, omdat hij ook wist dat de distributie-ambtenaar de enige bezitter van de kluissleutel was en derhalve De Kruyff op het spoor van een mogelijke dader heeft willen zetten.

Die dag verhoorde De Kruyff behalve de brandweerman nog de distributie- ambtenaar, de distributieleider Knot, de gemeentebode, twee secretarie-beambten en de twee wethouders. Na deze eerste dag was het De Kruyff al duidelijk dat de distributie-ambtenaar meer van de brandstichting afwist en wellicht zelf de brand had gesticht.

Met dit vermoeden confronteerde De Kruyff later die morgen de distributie-ambtenaar, die samen met zijn chef, Wessel Knot, wederom bij de rechercheur moest komen. Knot nam het tijdens dit gesprek op voor zijn ambtenaar. Hij zei, dat hij er de vorige avond bij was geweest, toen de kluis werd gesloten. Ook stelde Knot dat hij zich kon voorstellen, dat De Kruyff zou denken, dat de distributie-ambtenaar bij de brandstichting betrokken zou zijn geweest.

Ondanks deze verdenking liet De Kruyff de distributie-ambtenaar gaan. Tijdens de verhoren na de oorlog wilde De Kruyff zijn handelen in een goed daglicht plaatsen. Gelet op de ernst van het feit en de te verwachten scherpe maatregelen in de zomer van 1943, had hij de distributie-ambtenaar niet willen arresteren, maar de verdenking op de gemeentebode gelegd, aangezien diens verklaringen niet overeenkwamen met die van zijn dienstbode. Wij vermoeden dat De Kruyff al heel goed begrepen had, dat de distributie- ambtenaar gebruikt was en dat hij hoopte door de man eerst op vrije voeten te laten achter de namen van de verzetsmannen te komen die de brand hadden gesticht. Uit zijn dossier in het archief van de Bijzondere Rechtspleging hebben wij De Kruyff leren kennen als een rechercheur die zeer solistisch optrad en veel tijd stopte in observatiewerk. Hij kon geduldig afwachten, totdat hij er voor de volle honderd procent zeker van was, dat hij alle verzetslieden te pakken zou krijgen.

Hij liet verdachten bungelen. Dat gebeurde die middag voor de derde keer met de distributie-ambtenaar. Weer werd hij ontboden door De Kruyff en wederom meldde hij zich in gezelschap van Wessel Knot bij de SD-man. De Kruyff deelde de distributie-ambtenaar mee, dat hij ervan overtuigd was dat deze de sleutel gebruikt had voor de brandstichting of dat hij deze had laten gebruiken. Als een roofdier die met zijn gevangen prooi speelde, behandelde hij de distributie-ambtenaar. De Kruyff: “Alhoewel ik van Ohlhoff de opdracht heb om je te arresteren, wil ik dat vandaag nog niet doen. Maar morgen zal ik het zeker doen.” De distributie-ambtenaar moet als een geslagen man de kamer van De Kruyff hebben verlaten. Na de oorlog verklaarde De Kruyff, dat hij de man had laten lopen met de verwachting dat deze zou onderduiken. Maar zo zat De Kruyff niet in elkaar. Hij liet de distributie-ambtenaar lopen in de hoop een grotere vis te kunnen vangen. Wij vermoeden zelfs, dat hij in de daaropvolgende dagen en nachten weleens in het geheim geposteerd heeft in de buurt van de woning van de ambtenaar om eventuele bezoekers te kunnen bespieden.

Die avond kreeg de distributie-ambtenaar omstreeks 23.00 uur thuis bezoek. Een man met een lichte regenjas, naar later bleek Jans Diemer uit Borger, bezocht hem thuis en zei, dat hij moest onderduiken. De distributie-ambtenaar: “Ik kende de man niet en aangezien hij zich niet aan mij bekend maakte, vertrouwde ik het niet. Ik heb mij dan ook niets van zijn waarschuwing aangetrokken.”

Na zijn gesprek met de distributie-ambtenaar reed De Kruyff terug naar Assen. Hier deed hij verslag van zijn onderzoek aan zijn Duitse superieuren. Na de oorlog verklaarde hij tegenover een rechercheur van de Politieke Opsporings Dienst (POD) dat de Duitsers het hem kwalijk namen, dat hij de gemeentebode en de distributie-ambtenaar niet had gearresteerd. Hij kreeg de opdracht om de volgende dag weer naar Exloo te gaan en de beide mannen in de boeien te slaan.

Om een niet bekende reden gingen de arrestaties op 19 juni 1943 niet door. Had De Kruyff de Duitse SD-ers er alsnog van weten te overtuigen om niet te snel tot arrestatie over te gaan? De distributie-ambtenaar en de gemeentebode werden volgens de processen-verbaal pas op 24 juni 1943 gearresteerd. Dat betekent dat De Kruyff hen nog wat langer opzettelijk vrij heeft laten rondlopen. Op 24 juni 1943 bleken de beide mannen niet te zijn ondergedoken. Ze werden beiden door De Kruyff gearresteerd en in het Huis van Bewaring te Assen ingesloten.

Na de oorlog verklaarde De Kruyff dat hij bewust had gekozen voor de arrestatie van de twee mannen uit Exloo om hierdoor te voorkomen, dat onschuldige mensen als gijzelaar gearresteerd zouden worden of dat er meteen standrechtelijke executies zouden plaatsvinden. Hij zou ook bewust twee brandweermannen naar Assen hebben laten komen om inlichtingen te verstrekken, zodat zijn Duitse superieuren met eigen ogen konden zien, dat hij nog steeds met het onderzoek bezig was. Naar eigen verklaring zou hij het onderzoek hebben vertraagd tot het moment, 16 juli 1943, dat er op hem een aanslag werd gepleegd. Na de oorlog verklaarde hij dat hij altijd heeft gedacht, dat iemand uit Exloo op hem had geschoten. Hij had naar zijn eigen idee nog nooit iemand benadeeld. Wie het dossier van De Kruyff doorleest, weet dat deze gedachte niet getuigt van veel realiteitszin.

De werkelijkheid was immers anders. De Kruyff had ook elders in Drenthe vijanden. De SD-er had het in de zomer van 1943 op instigatie van de NSB (uit Assen of Beilen) voorzien op de schrijver Anne de Vries in Hooghalen. Personen uit de NSB wilden De Vries zelfs voor tewerkstelling naar Duits1and sturen. Een goede kennis van De Vries in Den Haag, de NSB’er Willem de Groot, heeft toen van zijn contacten gebruik gemaakt en er voor gezorgd, dat het onderzoek naar De Vries werd stopgezet. Hij verschafte De Vries een valse aanstelling bij de Landstand alsmede één bij de Filmliga van de NSB. Tijdens het bezoek van De Vries aan De Groot informeerde laatstgenoemde naar woonruimte in Drenthe. Anne de Vries zag in, dat De Groot van veel waarde kon zijn voor het Drentse verzet en zorgde ervoor dat De Groot zich eind februari 1943 in Hooghalen kon vestigen.5

Een andere goede kennis van Anne de Vries was verzetsman Johannes Post. Leden van zijn verzetsgroep vonden, dat het tijd werd dat De Kruyff aangepakt werd. Op vrijdagavond 16 juli 1943 werd in Assen op de SD-man een aanslag gepleegd door twee leden van de verzetsgroep van Johannes Post, te weten Nico (schuilnaam voor Jan Naber) en Victor (Albert Rozeman). De Kruyff overleefde de aanslag.6 Nadat De Kruyff was hersteld, zou De Groot bij de Duitse SD in Assen er op hebben aangedrongen de man naar de Achterhoek over te plaatsen, hetgeen ook is gebeurd.7 In het boek Reis door de Nacht van Anne de Vries, waarin in feite de gebeurtenissen in de oorlogsjaren 1940-1945 in de gemeente Beilen worden verteld, komt De Kruyff in de eerste twee delen als Schram voor. Hij wordt in het verhaal door het verzet geliquideerd. De Kruyff is altijd blijven geloven, dat de mensen uit Exloo een aanslag op hem hadden gepleegd. Hij verklaarde na de oorlog, dat hij nadat hij van de aanslag hersteld was, Wessel Knot had bezocht die toen gevangen zat. Hij zou hem de hand hebben gedrukt en tegen hem hebben gezegd,dat hij niet gedacht had dat iemand met dezelfde geloofsovertuiging hem naar het leven zou staan, ‘zonder te denken aan zijn vrouw en vier kinderen’. Knot zou hem de hand hebben gedrukt en zijn excuses hebben aangeboden. In een clandestien naar buiten gesmokkelde afscheidsbrief van Knot schreef deze, dat men hem van de aanslag op De Kruyff verdacht. Ook Hauptscharführer Johan Dietrich Adolf Mählopp, Kriminal-Sekretär van de Sicherheitsdienst (SD) te Assen heeft altijd gedacht, dat de aanslag op De Kruyff te maken had met diens onderzoek in Exloo. De dag waarop De Kruyff Knot bezocht, vertrok hij uit Drenthe.

Arrestaties (I): 24 juni 1943

De distributie-ambtenaar

Eerder vermeldden wij al, dat de distributie-ambtenaar op 24 juni 1943 door H. de Kruyff was gearresteerd. Nadat de ambtenaar ongeveer veertien dagen had vastgezeten, nam Hauptscharführer Mählopp het onderzoek op zich. Hij vond dat dit te weinig was gevorderd. Mählopp verklaarde na de oorlog, dat de distributie-ambtenaar vrij vlot bekende dat Wessel Knot hem had mee genomen naar de woning van gemeenteambtenaar Diepenburg, waar hij gedwongen werd om de sleutel af te geven. Tegenover de POD ontkende de distributie-ambtenaar na de oorlog dat hij een bekentenis had afgelegd, waardoor de andere mannen gearresteerd zouden zijn. Uit de verklaring blijkt echter, dat hij wel degelijk heeft verklaard ‘dat hij door Knot meegetroond was naar de woning van den secretarieambtenaar Diepenburg te Odoorn’ en dat hij daar onder bedreiging met een pistool de sleutel had afgegeven. Deze verklaring was volgens de distributie-ambtenaar ‘kwats’: “Ik wist drommels goed wat er gaande was, hoewel ik niet wist dat het gemeentehuis de nacht, volgende op de avond dat wij bij Diepenburg waren, in brand gestoken zou worden.” De distributie-ambtenaar liet het na de oorlog dus voorkomen dat hij ook in het complot had gezeten! Aangezien Mählopp bij zijn verhoormethoden geweld gebruikte, zal waarschijnlijk ook de distributie-ambtenaar op een gewelddadige manier of met een dreiging daarvan een bekentenis zijn afgedwongen.

Jacob Sluiter

Gelijktijdig met de distributie-ambtenaar werd op 25 juni 1943 door De Kruyff de gemeentebode Sluiter gearresteerd. Sluiter verweet de wethouder, die tevens brandmeester was, van valse beschuldigingen aan zijn adres. Met de wethouder was hij vroeger bevriend geweest. Nadat de politiek er ’tussenkwam’ hadden zij met elkaar gebroken. De Kruyff zou Sluiter na zijn arrestatie toevertrouwd hebben dat een brandweerman een bezwarende verklaring tegen hem had afgelegd, omdat Sluiter de man niet meer groette. Sluiter vertelde na de oorlog, dat de zaak aan het rollen was gekomen door de bekentenis van de distributie-ambtenaar: “Hij mag nu wel beweren dat hij er van wist dat het gemeentehuis in brand gestoken zou worden, maar een feit is dat hij wel degelijk door bedreiging gedwongen moest worden tot afgifte van de kluissleutel. Hij had in deze zaak niet betrokken moeten worden. Hij is gewaarschuwd om onder te duiken, doch dat wilde hij niet. Wat dat betreft hebben Mählopp en De Kruyff gelijk. Hij is de man die de boel heeft verraden, hoewel Vis van Stadskanaal door zijn bekentenis het zijne daartoe heeft bijgedragen. Ik wil niet graag dat hierover gesproken wordt, want hoewel ik zelf ietwat een tegenzin tegen de distributie-ambtenaar gevoel, wil ik toch niet de oorzaak zijn, dat hij met scheeve oogen aangezien wordt of misschien wel van zijn ambt ontheven wordt”.

Arrestaties (II): 20 juli 1943

0p 20 juli 1943 werden door Ohlhoff, de Postenführer van de SD te Assen, Wessel Knot en Andries Diepenburg gearresteerd. Wessel Knot werd aan een gewelddadig verhoor onderworpen. Volgens Mählopp zou hij de namen van De Poel en Tuin hebben genoemd. Op deze dag was Andries Diepenburg met zijn auto voor een dienstreis naar Valthermond vertrokken. De SD kwam dan ook vergeefs bij zijn woning in Odoorn voor een arrestatie. Wessel Knot was op dat moment al gearresteerd en zat geboeid achter in de auto. Men besloot toen een val op te zetten. Langs de weg van Valthermond naar Exloo richtte men een controlepost voor persoonsbewijzen in. Een ieder werd bij deze post aangehouden. Ook Andries Diepenburg die vervolgens werd gearresteerd. Na de oorlog nam zijn weduwe, Jantina van Klinken, het personeel van de gemeentesecretarie in Exloo kwalijk dat men die dag, hoewel men op de hoogte was van het feit dat de SD hem wilde arresteren, geen enkele poging had gedaan om haar man te waarschuwen. Tijdens de verhoren werd Diepenburg erg mishandeld. Dit schreef Roelof Tuin in een brief aan zijn vrouw die uit de gevangenis was gesmokkeld.

Arrestaties (III): 5 augustus 1943

Na de arrestaties van Knot en Diepenburg besloot Mählopp niet direct De Poel en Tuin te arresteren. Hij meende dat een arrestatie van De Poel in Borger teveel opschudding teweeg zou brengen, waardoor het verdere onderzoek ‘bemoeilijkt’ zou kunnen worden. Hij zocht daarop contact met de Fachberater van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Emmen, de Duitser Demers, die hem vertelde dat De Poel één keer per week naar Emmen kwam voor een vergadering op het Gewestelijk Arbeidsbureau. Met Demers sprak Mählopp af om De Poel op vrijdag 5 augustus 1943 te arresteren. De directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau, J.H. Warrink, zou van deze arrestatie niet op de hoogte worden gesteld.

Poos

In juli 1943 kreeg rechercheur Leonardus Adrianus Poos8 die deel uitmaakte van een Sondemkommando van de SD in Den Haag opdracht van zijn commandant Hauptsturmführer Harders, dat hij zich ter beschikking moest stellen van de SD te Assen. Hij moest assistentie verlenen bij onderzoek naar sabotagedaden. Toen hij zich op 5 augustus 1943 bij Mählopp meldde, deelde deze hem mede dat er iemand gearresteerd zou worden op het Gewestelijk Arbeidsbureau te Emmen. De reden van de arrestatie werd Poos niet verteld, dat werd hem pas later duidelijk.

Toen de beide mannen in Emmen aankwamen, gingen zij eerst naar het hotel Bosch en Zon. Hier ontmoetten zij op het afgesproken tijdstip,12.00uur, opperluitenant Jansen van de marechaussee. Hij was in burger gekleed. Mählopp sprak toen afzonderlijk met Jansen. Poos deed geen pogingen om iets van het gesprek op te vangen of naar de inhoud ervan te informeren. Men sprak af elkaar die middag om 14.00 uur op het Gewestelijk Arbeidsbureau weer te ontmoeten. Janssen ging naar huis, terwijl Mählopp en Poos in hotel Bosch en Zon de maaltijd gebruikten. Om 14.00 uur ontmoetten de mannen elkaar weer op de kamer van Demers.

Op deze dag was er door Warrink, de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Emmen, om 14.00 uur een bijeenkomst vastgesteld voor de leiders van de bijkantoren van het Gewest Emmen, namelijk E.Lina (Hardenberg), J.H. Wap (Coevorden) en R. de Poel (Borger). Verder waren aanwezig: E.F.C. Timmer (landbouwbemiddelaar) U.E. Bruining (chef-administratie) en P.J. van Bochove (chef-bemiddelaar). De bijeenkomst had plaats op de kamer van de chef van de administratie. Bij het begin van de vergadering werd door Warrink medegedeeld, dat de leiders van de bijkantoren na afloop van de besprekingen bij Demers, die op een kamer beneden in het gebouw aanwezig was, moesten komen. Als eerste zou De Poel uit Borger moeten verschijnen. Na enige algemene opmerkingen werden de bemiddelingskwesties van het bijkantoor Borger afgehandeld. Intussen was er een gesprek op de huistelefoon geweest tussen Demers en Warrink. Timmer hoorde Demers zeggen, dat hij nog niet geheel klaar was. Even later belde Demers op en kon De Poel beneden bij Demers komen. Na het vertrek van De Poel werden de besprekingen voortgezet, die omstreeks 15.50 uur waren afgelopen. Lina en Wap vroegen toen aan Warrink of zij nu naar Demers konden gaan. Warrink haalde daarop zijn schouders op. Hij wist het niet. Hij liep vervolgens samen met Lina en Wap naar beneden. Toen zij beneden kwamen en de kamer van Demers wilden betreden, werd hen medegedeeld dat zij niet behoefden te wachten en wel konden gaan. Gezien de opmerking van Warrink dat De Poel als eerste bij Demers moest komen, meenden Bochove en Timmer dat Warrink meer afwist van hetgeen zich die middag in de kamer van demers afspeelde. Naar de mening van Bochove was de opzet van de bijeenkomst niet anders dan om De Poel in de val te lokken. De besprekingen hadden net zo goed niet plaats kunnen vinden. Het laatste vermoeden was juist. Ten aanzien van het eerste vermoeden wij, dat Warrink pas vlak voor 14.00 uur of aan het begin van de bespreking op de hoogte werd gesteld van de reden, waarom Demers De Poel als eerste wilde spreken. Na de oorlog verklaarde Warrink tegenover de POD, dat de vergadering een dienstbespreking was geweest, die geregeld was door Bruining. Nadat hij de vergadering had geopend, werd hij opgebeld door Demers met de vraag of De Poel even bij hem op de kamer wilde komen. De volgende dag hoorde Warrink, dat De Poel was gearresteerd.

De Poel

Toen Rendert de Poel de kamer van Demers binnenstapte, stond Mählopp op en zei tegen hem, dat hij gearresteerd was. Daarna vroeg hij De Poel of deze wel wist, waarom hij gearresteerd werd. Deze antwoordde, dat hij zulks wel ongeveer begreep. Rendert de Poel werden hierop verschillende vragen gesteld over besprekingen die hij had gevoerd met Diemer, Vis en Knot. Spoedig gaf De Poel dit toe en verklaarde, dat hij met deze mannen over verschillende aanslagen had gesproken. De Poel gaf hierbij ook nog een beschrijving over Vis, die hij van vroeger kende en dat deze Vis niet voor een aanslag terugdeinsde. Volgens Jansen werden tijdens het verhoor geen harde woorden gesproken en De Poel zou alles verteld hebben onder het genot van een sigaartje. Wij kunnen ons niet voorstellen, dat De Poel op deze wijze zou hebben meegewerkt. Wij vermoedden dan ook, dat Jansen zijn eigen rol bij de arrestaties wilde verzachten. Ook werd De Poel gevraagd of Jans Diemer thuis was, waarop deze antwoordde: “Ja.” Mählopp vroeg hierop aan De Poel of Diemer telefoon had, hetgeen door De Poel werd bevestigd. Het telefoonnummer van Diemer werd hierop opgezocht en aangevraagd. Er werd afgesproken, dat De Poel, die zich hiertoe bereid verklaarde, Diemer te woord zou staan. Tijdens het daaropvolgend telefoongesprek zei De Poel tegen Diemer: “Ik zit momenteel in Emmen, kom je vanavond om 20.00 uur bij me?” Het was toen misschien 15.00 uur. Bij het verhoor van De Poel door Mählopp waren verde Demer, Jansen en Poos aanwezig.

Ossewaarde

Toen Frederik Hendrik Ossewaarde10 zich in 1943 als ex-militair ingevolge de Duitse verordening als krijgsgevangene moest melden, besloot hij onder te duiken. Hij zocht hiervoor contact met De Poel uit Borger11 die zijn compagniescommandant was geweest. Op 5 augustus 1943 meldde hij zich ’s morgens bij de woning van De Poel. Deze had op dat moment geen tijd voor Ossewaarde, omdat hij die middag naar een vergadering in Emmen moest. Hij verzocht Ossewaarde die avond bij hem te komen eten. Ossewaarde nam het aanbod aan en ging ’s middags een eindje fietsen. Tegen 17.00 uur meldde hij zich bij de woning van De Poel. Deze was nog niet thuis, maar werd zoals gewoonlijk tussen 17.30 uur en 18.00 uur thuis verwacht. In de buurt van de woning bleef Ossewaarde wachten. De Poel kwam echter niet.

Johannes Vis

Op 5 augustus 1943 vertrok Johannes Vis om ongeveer 14.00 uur uit zijn woning. Hij vertelde zijn vrouw alleen dat hij naar Borger ging en dat hij weer op tijd thuis zou zijn. Zijn echtgenote, Lena Manhro, vroeg niet verder. Zij was op de hoogte van het feit dat haar man in de illegaliteit werkzaam was. Zo wist zij, dat hij met Rutgers het gemeentehuis in Exloo in brand had gestoken en pogingen in het werk had gesteld om het gemeentehuis in Stadskanaal te vernietigen. Dat laatste was echter mislukt.

Jans Diemer

Op 5 augustus 1943 rinkelde in de woning van de familie Diemer om ongeveer 15.00 uur de telefoonbel. Mevrouw Diemer-Elders ging naar de telefoon en meldde zich met: “Mevrouw Diemer.” Aan de andere zijde werd gevraagd of haar zoon Jans thuis was. Zij vroeg met wie zij sprak, waarop de stem antwoordde: “Met het Gewestelijk Arbeidsbureau Emmen.” Zij wist dat haar zoon Jans vanwege zijn illegale werkzaamheden geregeld contact had met De Poel van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Beide mannen kwamen over en weer bij elkaar over de vloer. Mevrouw Diemer riep daarop haar zoon door te zeggen, dat er telefoon voor hem was. Jans pakte de telefoon en voerde een gesprek. Toen hij uitgesproken was, vroeg zijn moeder wie er gebeld had. Jans Diemer: “Dat was mijnheer De Poel. Hij vroeg of ik geslaagd was met het vinden van een onderduikadres in Gasselternijeveen. Ik heb tegen hem gezegd, dat dat niet gelukt was. De Poel vroeg toen of ik vanavond om 20.00 uur bij hem kwam. Ik vond het wel een gek gesprek. De Poel kwam mij zo vreemd voor.” Om ongeveer 20.00 uur verliet Jans Diemer de woning van zijn ouders om naar de woning van De Poel te gaan. Onderweg trof hij Egbert Duursma, die toevalligerwijs ook op weg was naar De Poel. Daar werden de beide mannen gearresteerd.

Tuin

Op 5 augustus 1943 werd om 17.30 uur bij de woning van Roelof Tuin in Valthermond (K180) aangebeld. Toen mevrouw M.H. Tuin-Noorlag opendeed, stond er een man voor de deur, die in burger was gekleed en Nederlands sprak. Hij maakte zich niet bekend, maar deed voorkomen alsof hij in de illegaliteit werkte. Hij vroeg de vrouw of haar man thuis was, waarop zij ontkennend antwoordde. Dit speet hem bijzonder, want hij had haar man graag willen spreken. Hij wilde namelijk benzine afgeven. Mevrouw Tuin-Noorlag zei toen, dat haar man niets van benzine afwist, waarop deze antwoordde dat haar man overal van afwist en dat ook Vis er mee op de hoogte was. Zij hield zich goed staande: “Ik noch mijn man kent een zekere Vis en ik wil ook geen benzine van u.” De man zei daarop, dat hij de benzine iets verderop in een sloot zou zetten. Dan kon Roelof Tuin het er ’s avonds wel weghalen. Daarna vroeg de persoon nog of hij een fiets van haar kon lenen om Roelof Tuin op het land te kunnen opzoeken. Ook dat weigerde zij. De man ging toen weg en begaf zich naar een auto, die op ongeveer 200 meter van het huis verwijderd stond. Ofschoon zij tegen de persoon had gezegd, dat zij niet wist waar haar man was, wist zij wel beter. Zij pakte meteen de fiets en begaf zich in de richting van de plaats, waar haar man aan het werk was. Zij wilde hem waarschuwen. Zij merkte echter dat de auto die bij haar in de straat had gestaan heel langzaam achter haar aanreed. Zij besloot daarop niet naar haar man te gaan, maar naar de kruidenier. Toen zij de winkel binnenstapte, zag zij hoe de auto doorreed. Goed herkenbaar zag zij drie personen in de auto zitten. Na de oorlog herkende zij deze personen van voorgelegde foto’s: de chauffeur Nobach, Jansen en Poos. Nadat zij weer thuis was, kwam haar man een half uur later in de woning. Zij vertelde het voorval, maar geen van beiden had op dat moment enige argwaan. Tuin en zijn vrouw besloten maar af te wachten.

Bij De Poel

Op 7 augustus 1943 zaten Egbert Duursma, Jans Diemer en Johannes Vis omstreeks 20.00 uur in de woning van De Poel te Borger. Tegen 20.00 uur ging Ossewaarde opnieuw naar de woning van De Poel. Daar zag hij twee personen in burger gekleed langs de huizen lopen in de straat waar De Poel woonde. Na de oorlog herkende Ossewaarde deze personen van een foto als Jansen en Poos. Ossewaarde ging bij de woning van De Poel de achterzijdeur in, die toegang gaf tot de keuken of bijkeuken. Toen hij hier stond, kwam een voor hem onbekende man (Jansen) de bijkeuken binnen en sommeerde hem de handen omhoog te doen. Ongeveer gelijktijdig kwam Poos door de voordeur naar binnen, die door mevrouw De Poel was geopend. De deur die toegang gaf tot de vestibule en de keuken stond open en Ossewaarde zag hoe Poos binnenkwam met een pistool in de hand. Hij liep meteen de voorkamer in. Daar zaten Diemer, Duursma en Vis, die nog niet door Ossewaarde waren opgemerkt. Ossewaarde werd door Jansen naar de voorkamer geduwd, waar hij de drie mannen met omhooggestoken armen zag staan. Poos gaf toen zijn revolver of pistool aan Jansen, waarna deze met twee vuurwapens op de mannen richtte. Jansen: “Als één van jullie de handen ook maar een centimeter laat zakken, schiet ik hem hartstikke dood, want ik schiet vandaag niet mis.” Poos begon de mannen te fouilleren, doch vond niets bijzonders. Hij onderzocht daarna de woning van De Poel om te zien of zich misschien nog meer personen in het huis bevonden. Toen Poos later weer in de kamer kwam, moest Vis zijn broekzakken leeghalen. Hij had niets bijzonders bij zich en mocht vervolgens zijn spullen weer in zijn zakken doen. Hierop werd tegen de mannen gezegd, dat zij met omhooggestoken handen mee moesten. Buiten gekomen werd aan het eind van het tuinpad door Poos en Jansen naar een auto gewenkt. Toen de auto bij hen stopte, zagen de mannen dat De Poel in de auto zat. Uit de auto stapte Mählopp. Hij riep: “Wo ist der Fisch”. Toen Vis werd aangewezen, zei hij: “Ah, bist du der Fisch, will ich knallen?” Ossewaarde en Duursma moesten daarop met hun gezicht tegen een Mählopp tekeer ging tegen Vis, die geboeid werd aan Diemier. Vis en Diemer moesten in de auto plaats nemen. Duursma en Ossewaarde zouden door Jansen lopend overgebracht worden naar de marechausseekazerne in Borger.

Op 5 augustus 1943 liep Johannes Theodorus Dunnewijk die sinds een dag in Borger bij de Marechaussee der Rijkspolitie werkte, patrouille met collega H.Q. Pak. Bij toeval bevond men zich omstreeks 20.00 uur in de buurt van de woning van De Poel. Een voor Dunnewijk onbekende persoon (Jansen), in burger gekleed, hield de beide mannen staande en zei, dat zij assistentie moesten verlenen. Twee arrestanten, Duursma en Ossewaarde, moesten lopend naar de marechausseekazerne worden gebracht. De andere arrestanten gingen per auto. Dunnewijk vroeg aan de persoon wie hij was, waarop deze antwoordde: “Kapitein Jansen van de Marechaussee te Emmen.” Jansen zei met zijn pistool gericht op de arrestanten tegen de beide mannen: “Jullie staan met je leven borg voor die kerels.” Bij de kazerne aangekomen, waren de anderen die met de auto waren gegaan, reeds aanwezig. In de marechausseekazeme werden de mannen afzonderlijk in cellen gestopt. Eén voor één werden zij verhoord door Mählopp. Na verhoord te zijn kwam Duursma in een kamer, waar ook Ossewaarde zat. Zij werden hier bewaakt door de marechaussees Dunnewijk en Pak. Na enige tijd moesten zij gezamenlijk in de kamer van Mählopp komen. Daar zat ook Rendert De Poel. Het was Mählopp vrij snel duidelijk geworden, dat Duursma en Ossewaarde toevallige passanten waren en niets met de brand in het gemeentehuis te maken hadden gehad. Desondanks liet hij ze voor een nader onderzoek naar het Huis van Bewaring in Assen brengen. Vervolgens kreeg men van Vis na een hardhandig verhoor een verklaring, dat hij het gemeentehuis te Exloo in brand had gestoken en dat een zekere Rutgers uit Stadskanaal en Tuin bij de brandstichting aanwezig waren geweest. De naam van Tuin moet overigens al eerder genoemd zijn. Die middag was men immers vanuit Emmen al bij de woning van Tuin geweest.

Om 21.00 uur vertelde een kennis aan de familie Diemer, dat hun zoon Jans en De Poel waren gearresteerd. Samen met haar dochter ging mevrouw Diemer- Elders naar de woning van De Poel om daar iets te weten te komen omtrent de arrestatie van haar zoon. Bij de woning van De Poel was alles donker. Men liep vervolgens naar de marechausseekazerne, waar men niet naar binnen durfde te gaan. Voor de kazerne stond een luxe auto. De chauffeur werd na de oorlog van foto’s herkend als Nobach uit Marum.

Mählopp belde later op de avond vanuit Borger naar de SD in Assen en verzocht een auto te sturen met Grüne Polizisten voor assistentie. Ook belde hij de marechaussee in Stadskanaal met de mededeling, dat men in aantocht was en dat iemand op de kazerne aanwezig moest zijn. Gelijktijdig bezocht een aantal Duitsers nogmaals de woning van De Poel. heg gaan staan. Zij hoorden hoe Daarbij arresteerden zij nog twee personen die zich in de buurt ophielden. Deze personen waren, zo later bleek, van de Luchtbescherming en werden spoedig vrijgelaten. Nadat de versterking uit Assen was gekomen, een auto met vier man van de Grüne Polizei, reed men naar Stadskanaal. Onderweg werd Vis van de overvalwagen naar de luxewagen overgebracht, waarin Mählopp, Poos en Jansen zaten; als chauffeur van deze luxe-auto fungeerde Nobach. Het was reeds middernacht toen men in Stadskanaal aankwam. Op de kazerne werden de arrestanten tijdelijk ingesloten.

Stadskanaal

In de nacht van 5 op 6 augustus 1943 werd politieman Hille Stornebrink uit Stadskanaal omstreeks 06.30 uur door de dienstbel gewekt en begaf zich naar het groepsbureau. Daar waren aanwezig twee Duitsers, J.H. Jansen en groepscommandant J. Nelisse. De twee Duitsers en Jansen waren in burger gekleed. Nelisse zei tegen Stornebrink, dat hij zijn uniform moest aantrekken, omdat hij met een huiszoeking mee moest.

Toen Stornebrink even later op het bureau terug was, gaf Nelisse hem te kennen, dat hij mee moest voor de arrestatie van Anne Rutgers. De reden werd Stornebrink niet verteld. Uit de gesprekken die gevoerd werden kon hij wel opmaken, dat zij met het doen en laten, adres enz. van Rutgers volledig op de hoogte waren. Doordat Rutgers Stornebrink wel eens had toevertrouwd, dat hij ’s nachts niet thuis sliep, omdat hij zulks niet meer vertrouwde, was Stomebrink er vrij zeker van, dat de arrestatie op een fiasco zou uitlopen.

Toen de mamen het groepsbureau verlieten, zag Stomebrink voor de marechausseekazerne twee auto’s staan, waarbij ongeveer tien tot twaalf Duitse militairen stonden. Bij het naar buiten komen begaven deze zich in de auto’s, waarin ook de vijf mannen plaatsnamen. Beide auto’s reden naar het gemeentehuis en stopten aldaar. Vanaf dit punt liepen de vijf mannen in gezelschap van acht tot tien Duitse militairen via de Stationslaan in de richting van de Reiderstraat. De rest van de militairen bleef bij de auto’s achter.

In de Stationslaan liepen Stornebrink en Jansen naast elkaar. Jansen vertelde zijn collega, dat Rutgers gearresteerd werd, omdat hij bij de brandstichtingen van de gemeentehuizen in Exloo en Stadskanaal betrokken was geweest. Jansen voegde er nog aan toe, dat Vis in Borger gearresteerd was. Hij vroeg ook aan Stomebrink of deze Vis had gekend, waarop deze ontkennend antwoordde.

Inmiddels was men bij de woning van Rutgers gekomen, welke onmiddellijk door de Duitse militairen omsingeld werd.

Anne Rutgers

In de nacht van 5 op 6 augustus 1943 werden omstreeks 1.00 uur Anne Rutgers en zijn vrouw wakker doordat zij merkten, dat er rondom hun huis in de Burgemeester Reijnderstraat 26 te Stadskanaal, werd gelopen. Even later werd er op de deur geklopt. Toen mevrouw A. Rutgers-Drenth de deur opende, zag zij vier personen voor de deur staan, waaronder de haar bekende politieman Stornebrink. Stornebrink vroeg of Dirk Rutgers, een broer van haar man, zich bij hen in huis bevond. Hoewel hij bij haar thuis ondergedoken had gezeten, kon zij zonder te hoeven liegen zeggen, dat deze niet aanwezig was. Dit was een smoes om het gezin Rutgers eerst in verwarring te brengen. Tegelijkertijd liep een aantal personen, zowel Duitsers als Nederlanders, waaronder Jansen en Poos, haar voorbij de woning binnen. Enkelen hadden hun pistool of revolver in de hand.Inmíddels was Anne Rugters uitbedgekomen en kwam de trap af. Toen ze hem zagen, riep een Duitser tegen hem, dat hij zijn handen omhoog moest doen. Anne Rutgers luisterde. Hij moest toen in de achterkamer plaatsnemen, terwijl zijn vrouw de kinderen uit bed moest halen. De overvallers wilden de bedden nazien. De gehele woning werd daarna door de Duitse militairen overhoop gehaald. Volgens Mählopp zou Rutgers wapens in zijn woning verborgen houden. Men vond niets bijzonders. Terwijl Anne Rutgers zich in de kamer in zijn kleren hees, werd hem een verhoor afgenomen. Metname Mählopp en Ohlhoff vroegen hem naar de brand in de gemeentehuizen van Exloo en Stadskanaal. Hij zei steeds nergens vanaf te weten. Hoewel hij bleef ontkennen, konden Rutgers en zijn vrouw merken dat de ondervragers op de hoogte waren van het feit, dat hij tezamen met Vis het gemeentehuis te Exloo in brand had gestoken en dat men pogingen in het werk had gesteld om ook het gemeentehuis van Stadskanaal in brand te steken. Er was voor Anne Rutgers in feite geen ontkennen aan. Toch bleef hij volhouden, dat hij niets met de zaak te maken had gehad.

Om ongeveer 2.00 uur verliet men de woning met de gearresteerde Anne Rutgers.

Rutgers werd meegenomen naar de marechausseekazerne en aldaar opnieuw aan een kort verhoor onderworpen door Mählopp, waarbij laatstgenoemde hard optrad en herhaaldelijk op Rutgers insloeg. Eerst bleef Rutgers alles ontkennen, doch toen hij gecon£ronteerd werd met Vis en deze precies verklaarde, hoe de brand van het gemeentehuis te Exloo was gesticht, bekende Rutgers in zoverre, dat hij er wel bij geweest was, doch op de rijwielen had gepast.

Na de arrestatie van Rutgers werden eerst de andere arrestanten opgehaald, waarna men besloot om Jansen naar Emmen te brengen. De SD-mannen spraken af over Valthermond te rijden, hoewel men niet verwachtte dat Tuin na het bezoek van die middag nog thuis zou zijn. Maar het was het proberen waard.

Valthermond

In de nacht van 5 op 6 augustus 1943 werd omstreeks 2.00 uur bij de familie Tuin aangebeld. Tuin ontsloot zelf de voordeur. Geheel verbluft keek hij in de loop van een pistool. “Steek je handen omhoog.” Mevrouw Tuin-Noorlag stond reeds vlak achter haar man. Zij zag twee personen in burger gekleed, die zij later als Mählopp en Jansen leerde kennen. Achter deze mannen stonden vier personen in het uniform van de Duitse Wehrmacht.

Tuín werd daarop naar de voorkamer gebracht, waar hij verhoord werd door Mählopp en Jansen. De andere mannen doorzochten de woning. Tijdens de ondervraging zei Jansen tegen Tuin: “Je behoeft niet meer te ontkennen, we hebben deze zaak al zes weken in onderzoek en grondig uitgezocht”. Mevrouw Tuin-Noorlag vermoedde daarop direct, dat het ging om de brand in het gemeentehuis van Exloo, waarvoor haar man benzine had geleverd. Tuin moest zich daarop aankleden en werd meegenomen. Vanuit Valhemond reed men naar Emmen, waar Jansen werd afgezet. Daama ging men naar Assen, waar men tegen 05.00 uur aankwam. Hier werden de arrestanten in het Huis van Bewaring ingesloten. De hele zaak werd toen overgedragen aan het Sonderkommando van de SD, waarvoor Poos de verhoren afnam.

Sonderkommando

Na het officiële verhoor door het Sonderkommando werden Ossewaarde en Duursma weer aan de SD van Mählopp overgegeven, omdat bleek dat zij onschuldig waren aan de sabotagehandelingen. Duursma werd op vrije voeten gesteld, terwijl Ossewaarde werd overgegeven aan de plaatselijke Ortskommandant, omdat hij zich niet had gemeld als krijgsgevangene. Uit de verhoren van de door Poos gearresteerde personen bleek het Sonderkommando, dat nog andere personen zich schuldig hadden gemaakt aan sabotagehandelingen. Deze personen waren Jan Toet, Geert Por en Pieter van Laarhoven. Zij werden gearresteerd op respectievelijk 2 augustus 1943, 8 augustus 1943 en 28 augustus 1943. Toet en Van Laarhoven behoorden tot de KP Meppel. Hun arrestatie door het Sonderkommando stond in verband met het doodschieten van de NSB’er Reilingh.

Tot de verzetsgroep De Hondsrug zou volgens de samenstellers van Het Grote Gebod ook Ulbe E. Bruining uit Emmen hebben behoord. Bruining was chefadministratie op het Gewestelijk Arbeidsbureau in Emmen. In de onderzochte dossiers van Mählopp, De Kruyff en Poos hebben wij geen enkele aanwijzing gevonden, dat Bruining tot deze verzetsgroep heeft behoord. Ook de opmerking van Groenhuis dat de naam van Bruining zou zijn gevallen tijdens een verhoor van één van de leden van de verzetsgroep kunnen wij hier niet bevestigen. Bruining werd op 3 september 1943 gearresteerd en zat drie maanden gevangen in het Huis van bewaring te Assen, waarna hij werd overgebracht naar een concentratiekamp in Weimar. Hier overleed hij aan ontbering en uitputting. 12

De executie

Op donderdag 23 september 1943 verscheen in Het Nieuws van de Dag het volgende bericht: ‘Bekendmaking Der Hohere S.S. und Polizeiführer Nordwest deelt mede: Door het Polizeistandgericht Assen zijn op den 20sten september 1943 wegens overvallen op het gemeentehuis te Stadskanaal, wegens een overval op het gemeentehuis te Exloo en wegens den moord op Reilingh, die reeds jaren- lang lid van de NSB was, de hieronder genoemde Nederlanders gefusilleerd: 1. de handelaar Johannes Vis uit Stadskanaal 2. de ziekenverpleger Geert Por uit Zuidlaren 3. de reiziger Anne Rutgers uit Stadskanaal 4. de boekhouder Jan Toet uit Staphorst 5. de machinist Pieter van Laarhoven uit Hasselt 6. de gemeenteambtenaar Wessel Knot uit Zuidlaren 7. de leider van het Arbeidsbureau Rendert de Poel uit Grijpskerk 8. de HBS-leerling Jans Diemer uit Borger 9. de landbouwer Roelof Tuin uit Valthermond 10. de gemeente-ambtenaar Andries Diepenburg uit Odoorn

Het vonnis werd 2 uur na de uitspraak voltrokken. Der Hohere S.S. und Polizeiführer Nordwest w.g. Rauter, S.S. Obergruppenführer und General der Polizei.”

De distributie-ambtenaar zou naar de verklaring van Mählopp op diens voorspraak slechts tot tien jaar tuchthuisstraf zijn veroordeeld. De distributie-ambtenaar kwam na de bevrijding weer vrij.

De nabestaanden

In de dossiers vonden wij verklaringen terug van nabestaanden van Jans Diemer, Andries Diepenburg, Anne Rutgers, Roelof Tuin en Johannes Vis.

Trientje Rutgers-Drenth heeft nog enkele malen geprobeerd haar man in de gevangenis van Assen te bezoeken. Dat is haar nimmer gelukt. Gedurende zijn gevangenschap ontving zij nimmer een brief van haar man.

Op 6 augustus 1943 hoorde Lena Vis-Manhro, dat haar man was gearresteerd en die nacht op de marechausseekazerne te Stadskanaal was geweest. Later vernam zij, dat haar man in het Huis van Bewaring te Assen was opgesloten. Zij stelde nog enkele pogingen in het werk om hem te mogen bezoeken, wat nimmer gelukte. Gedurende de tijd dat haar man te Assen was, ontving zij éénmaal een clandestien briefje van hem. Na zijn dood ontving zij een laatste wilsbeschikking, door hem ondertekend op 20 september 1943.

Mevrouw M.H. Tuin-Noorlag vernam later, dat haar man was overgebracht naar het Huis van Bewaring te Assen. Samen met haar broer stelde zij pogingen in het werk om hem te bezoeken. Dat gelukte haar. In totaal bezocht zij hem tweemaal. Tuin was er steeds van overtuigd, dat hij spoedig vrijgelaten zou worden.

De familie van Jans Diemer heeft nooit gelegenheid gekregen hem in het Huis van Bewaring op te zoeken. Op donderdag 23 september 1943 lazen de nabestaanden in een bericht in de dagbladen over de executie. Een officieel doodsbericht ontvingen zij nimmer.

Tot slot

Wij begonnen deze bijdrage met de brandstichting van een bevolkingsregister in Amsterdam. Er waren veel overeenkomsten. Eén verschil was er wel. Waar in Amsterdam de brandweer meehielp door het gebruik van heel veel bluswater het bevolkingsregister goed te vernielen, wist de vrijwillige brandweer van Exloo onder leiding van een NSB-brandweerman het bevolkingsregister te redden. De onervarenheid van de Knokploeg De Hondsrug en het feit, dat de SD in de zomer van 1943 had besloten hard in te grijpen bij verzetsactiviteiten leidden ertoe, dat de Knokploeg na haar eerste activiteiten meteen werden opgerold. Achteraf conclusies trekken is gemakkelijk. Men had nooit op 17 juni 1943 het gemeentehuis in Exloo in brand moeten steken. Het onder dwang afnemen van de kluissleutel door bekende collega’s van de distributie-ambtenaar was achteraf bezien de grootste fout die men heeft gemaakt. Waarom men het plan heeft doorgezet en waarom men de distributie-ambtenaar op deze wijze heeft benaderd, is voor ons een raadsel. Dat zal wellicht ook nooit verklaard worden, omdat alle verzetslieden zijn gefusilleerd.

Het getuigde ook van een geringe kennis van de wijze waarop de SD verzetslieden opspoorde, verhoorde en behandelde, dat men de gebeurtenissen maar op zich heeft laten afkomen. Eén keer kwamen wij een opmerking tegen, dat Jans Diemer naar een onderduikadres zocht. Na de arrestatie van de distributie-ambtenaar dook geen enkel lid van de Knokploeg onder. Had men zoveel vertrouwen in de distributie-ambtenaar, dat deze niet zou doorslaan? Had men er nog geen idee van, hoe hard en onmenselijk de Duitse verhoren waren? Ook Roelof Tuin dook niet onder, nadat een onbekende man bij zijn woning was geweest met een blik benzine. Lieten de betrokkenen de gebeurtenissen op zich afkomen, omdat zij geen uitweg zagen? Rekenden zij op een lichte straf, omdat er zich geen persoonlijke ongelukken hadden voorgedaan? Dit zijn veel vragen die wellicht nooit beantwoord zullen worden.

 

De Knokploeg kreeg niet de tijd om zich te ontwikkelen tot een professionele organisatie. De mannen van de knokploeg De Hondsrug waren niet opgewassen tegen het raffinement en de hardheid van SD-speurders zoals de Duitsers Mählopp en Ohlhoff en de Nederlanders De Kruyff en Poos. De naam van de distributie-ambtenaar hebben wij in deze bijdrage anoniem gehouden. Hij was de eerste die gearresteerd werd en doorsloeg. Hij was geen man die zich vrijwillig bij een Knokploeg zou hebben aangesloten. Men bracht hem in een situatie, waar hij niet om gevraagd had. Hij moest meedoen. De Kruyff en Mählopp hadden meteen door, dat de distributie-ambtenaar de zwakke schakel was. Zij hebben ervan geprofiteerd. Hier mag opgemerkt worden, dat ook elk ander lid van de knokploeg De Hondsrug bij de verhoren van de SD zou hebben doorgeslagen.

De mannen van de Knokploeg De Hondsrug wilden een daad stellen in hun verlangen naar een herstel van een rechtvaardige samenleving en een uitzicht op een toekomst in vrijheid. Henk van Randwijk omschreef de kerngedachte van het verzet als volgt: “Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen dan dooft het licht.” 13

Noten

  • De tekst van deze bijdrage is ontleend aan de dossiers van de Duitsers J.D.A. Mählopp en de Nederlanders L.A. Poos, H. de Kruyff en S. van Droffelaar uit het archief van de Bijzondere Rechtspleging van het ministerie van Justitie. Archiefonderzoek op het ministerie van Justitie werd tussen 1995 en 1999 verricht door W. Bazuin-Brinkman (Hooghalen), F. Biemold (Beilen), drs. G.J. Dijkstra (Beilen), S.H. Díjkstra (Beilen), T.L. Kroes (Beilen), J. van Liempt (Westerbork) en H.J. Vos (Hijken). De gegevens van het archíefonderzoek zijn verwerkt door W. Bazuin-Brinkman, G.J. Dijkstra en H.J. Vos. Op het ministerie van lustitie werd medewerking ontvangen van M. van Rijn en B. de Ruiter.
  • Meulenbelt, Bezetting in Verzet; in Onderdukking en Verzet. Nederland in oorlogstijd, deel 3, Arnhem, pag. 597-599
  • de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden, deel 5, tweede helft, p. 754
  • Jan Naber, De províncíale gebeurtenissen der LKP in Drenthe. In: dr. ir. H. van Riessen, Het Grote Gebod. Gedenkboek van het verzet in LO en LKP, Kampen 1989, deel 1, pag. 452-454
  • Ministerie van Justítie, CABR, dossier W. de Groot
  • Hovingh, G.L., Johannes Post, Kampen, 1995, p. 133-134
  • Ministerie van Justitie, CABR, dossíer W. de Groot
  • Leonardus Adrianus Poos was geboren op 16 april 1901 te Nijmegen en was voormalig Kapitein der Staatspolitie Directoraat Generaal Politie te Nijmegen. Tijdens de bezetting werd hij geplaatst bij de Sicherheitsdienst te ‘s-Gravenhage. In augustus 1943 werd een Sonderkommando van de SD uitgezonden naar Assen, waarbij hij werd ingedeeld. De Hauptsturmführer Harders was de commandant van dit Sonderkommando. Op de zaterdag na de arrestaties werd Poos ziek en reisde af naar Den Haag. Hij keerde niet weer terug naar Drenthe. De Emmer politieman Jansen heeft hij nadien nooit meer ontmoet.
  • H. Jansen, Nederlander, geboren te Stad Delden 26 Maart 1894, voorheen kapiteín der marechaussee, woonde in Emmen op het adres Hoofdstraat 49. ]ansen was de nationaal-socialistische wereldbeschouwing toegedaan en was lid van de Germaanse SS. Poos vond hem een prima, objectieve politieman, die tegenover hem nooit over zaken had verteld, waardoor mensen door de Duitse politie gearresteerd konden worden. Poos had ook nooit gehoord, dat Jansen mensen aanbracht. Jansen heeft ook nimmer de Duitse maatregelen gesaboteerd. Wel kwam Jansen weleens bíj Poos of bij één van de collega’s van Poos om voor een door ons gearresteerde persoon te pleiten. Dit kwam heel erg tot uitdrukking tijdens en na de Meistaking in 1943.
  • Frederik Hendrik Ossewaarde was geboren op 16 februari 1905 te Rotterdam, kantoorbediende, gehuwd, wonende Bas Jungeriusstraat 114b te Rotterdam. Ossewaarde verbleef zeven weken in het Huis van Bewaring te Assen. In die tijd werd hij eenmaal verhoord. Bij dat verhoor bleek de Duitsers, dat hij onderduiker was. Hij werd na de zeven weken overgebracht naar Amersfoort. Hier las hij in de krant, dat verscheidene personen die gelijktijdig met hem gearresteerd waren, waren gefusilleerd. Te Amersfoort verbleef Ossewaarde ongeveer twee weken. Hij werd daarna overgebracht naar een krijgsgevangenkamp te Mühlberg (Duitsland), daarna te Leipzig. In april 1945 werd hij met andere gevangenen door de Amerikanen bevrijd. Op 30 meí 1945 was hij weer thuis.
  • De Poel was reserveofficier bij het Nederlandse leger geweest.
  • Groenhuis, Emmen in bezettingstijd. Een grensgemeente kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, Emmen, 1990
  • M. Schulten, Verzet in Nederland 1940-1945, den haag 1995, p. 248

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site wordt beschermd door reCAPTCHA en Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden toepassen.

De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

  • Auteur: Gerben Dijkstra in samenwerking met Willie Bazuin-Brinkman en Henk Vos
  • Bron: Oorlogssporen
  • Uitgave van de Zwerfsteen, historisch tijdschrift van Stichting Harm Tiesing, jaargang 14, nr. 2.
  • © Stichting Harm Tiesing

Bij het afgebrande gemeentehuis staat een politieman op wacht (Archief gemeente Borger-Odoorn)

Het afgebrande gemeentehuis (Archief gemeente Borger-Odoorn)

Inwoners van Exloo poseren voor het afgebrande gemeentehuis (Archief gemeente Borger-Odoorn)

Wessel J. Knot, geboren in Zuidlaren in 1915. Hij werkte bij de distributiedienst in Exloo-Odoorn. Hij werd geëxecuteerd op 20 september 1943 bij Witten (Uit: Het grote gebod, het gedenkboek van het verzet in Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en Landelijke Knokploegen in de Tweede Wereldoorlog, p. 457)

Andries Diepenburg, geboren te Dwingelo in 1902. Hij was ambtenaar in de gemeente Exloo-Odoorn. Hij werd geëxecuteerd op 20 september 1943 bij Witten (Uit: Het Grote Gebod, p. 457)

Rendert de Poel

Rendert de Poel, geboren te Grijpskerk in 1908. Hij was leider van het bijkantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Borger. Hij werd geëxecuteerd op 20 september 1943 bij Witten (Uit: Het Grote Gebod, p 457)

Rendert de Poel

Johannes Vis, geboren te Barradeel in 1913. Hij was slager van beroep. Hij werd geëxecuteerdop 20 september 1943 bij Witten (Uit: Het Grote Gebod, p. 457)

Rendert de Poel

Jans Diemer schreef zijn afscheidsbrief vanuit de gevangenis uit Assen. Het afschrift werd beschikbaar gesteld door de heer J. Kuiper te Heerenveen (foto G. Egerts)

Rendert de Poel

Roelof Tuin, georen te Onstwedde in 1906. Hij was landbouwer-vervener van beroep. Hij werd geëxecuteerd op 20 eptember 1943 bij Witten. (Collectie: B. Tuin)

Rendert de Poel

Anne Rutgers, geboren te Groningen in 1911. Hij was uitvoerder van beroep. Hij werd geëxecuteerd op 20 september 1943 bij Witten. (Uit: Het Grote Gebod, p. 457)

Rendert de Poel

Bildtafel (Uit: Het Grote Gebod, p 332.)

Rendert de Poel

Enkele jaren na de bevrijding, ongeveer in 1948/49, werd de asbus van de op 20 september 1943 gefusilleerde verzetsstrijders waaronder Jans Diemer en Rendert de Poel, beiden uit Borger, bijgezet in een grafmonument in het bos waar de executie plaatsvond. Dat was nabij het kamp Westerbork. Op de foto zien we Hendrik Meijering uit Westdorp met de asbus. Bij de plechtigheid waren leden van de verzetsgroep Borger en familieleden van de gevallenen. (Collectie mevr. Meijering-Manting)